United States or Slovenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die grijze mijnheer met snorren, wiens hoed een weinig op één oor plagt te staan en die meer op een gepensioneerd hoofd-officier dan op een Hervormd christen geleek; die mevrouw, met dat jeugdige in haar voorkomen, wier japonnen te Amsterdam of in Den Haag gemaakt werden en die een uit Parijs afkomstigen mantel droeg; dat jonge meisje, met haar neteldoeksche kleedjes, haar nette laarsjes, haar onberispelijke handschoenen, haar zachtgekleurde bloemen in den hoed, zulke menschen, meenden de minder ontwikkelden onder de Duinendalers, bezochten de kerk alleen voor den vorm, of om een goed voorbeeld te geven aan de dienstboden, of uit tijdverdrijf en omdat de zondagen dan minder lang vielen.

Ik herkende haar grijze neteldoeksche japon met de kleine blauwe bloempjes, en terwijl ik dieper in het gras wegdook, hoorde ik mijn hart tegen den grond aanbonzen, was het mij als bewoog het mij met kleine schokken op en neêr. Mijne borst brandde thans, ik gevoelde niet langer de koelheid van den dauw. Het jonge meisje daalde vlug den weg af.

De "bau" bestemt zijn zoons voor het loerah-schap of voor den dienst als schrijver op een gouvernementsbureau: zij gaan allen op de Hollandsche school te Djombang. De "bau" heeft een keurig rijtuigje met een span goed-getuigde hitten ervoor. En zijn woonhuis is geriefelijk gemaakt met Europeesche meubels, met bedden zelfs, die door neteldoeksche gordijnen beschermd worden tegen de muskieten.

Er stonden twee ledikanten, een waschtafel voor twee personen, een met neteldoek gedrapeerde toilettafel en eenige stoelen, terwijl de vensters van buiten met klimrozen waren begroeid. Voor de ramen hingen neteldoeksche gordijnen en het viel Elsje op, dat een daarvan vreemd bol uitstond van onderen, alsof men er iets achter had gezet.

Ik geloof niet dat het mooie Psyche-beeldje, dat Laurie hun gaf, iets van zijn schoonheid verloor, omdat John de console er voor eigenhandig ophing; geen behanger kon de eenvoudige neteldoeksche gordijnen bevalliger geplooid hebben dan Amy's vaardige hand, en geen provisiekamer was ooit beter voorzien van goede wenschen, vroolijke woorden en blijde verwachtingen, dan die, waarmee Jo en haar moeder Meta's bescheiden voorraad flesschen, tonnetjes en trommels rangschikten; en ik ben vast overtuigd, dat de fonkelnieuwe keuken nooit zoo gezellig en netjes zou hebben kunnen worden, als Hanna niet iederen pot en pan wel twaalf keer verzet en een mooi vuurtje gebouwd had, klaar om aangemaakt te worden, zoodra "Mevrouw Brooke maar in huis zou komen."

En nu ging ik maar zelden den winkel door, zonder in de gauwigheid wat te snoepen: een greep uit den krentenbak, een lik uit de stroopton. Alleen het oog der volwassenen, dat door de neteldoeksche gordijnen van de glazen kamerdeur ons kon bespieden, of de aanwezigheid van den winkelknecht weerhield er ons van. Maar anders ik beloof u, dat ik weet wat snoepen is.

Verbeeld u eene rijzige, deftige vrouw, met een schrander uitzicht, wier helderwitte neteldoeksche muts de lokken van zilvergrijs haar beschaduwt, die glad langs een breed, effen voorhoofd zijn gestreken, dat zich boven een paar peinzende oogen welft; een sneeuwwitte halsdoek is met keurige netheid over hare borst geplooid; hare glanzige bruine zijden japon ritselt vreedzaam, terwijl zij in de kamer op en neer trippelt.

Mathilde stond dicht bij het venster. Achter het neteldoeksche gordijn speelden zes vliegen tegen de ruit, als zwarte stipjes op en neêr wippend, met lichte tikjes tegen de ruit rakend, tegen elkaâr aangiggelend, op elkaârs ruggen klimmend, zich badend in een paar dunne zonnestraaltjes, twee aan twee in kringetjes rondwirrelend, stilblijvend tegen het neteldoek.

’t Is voor een eerzaam kruidenier, die min of meer pokdalig, weduwnaar en kippig is en een drukke zaak heeft, bepaald een ongeluk, wanneer hij een mooie dochter bezit, die jolig en goedlachsch, niet besluiten kan om als een hofjesjuffrouw achter de neteldoeksche schuifgordijntjes van een sombere binnenkamer te blijven kniezen, maar nu en dan zich verstout, met dezen of genen winkelklant een praatje te houden, of in den deurpost staande, naar ’t vroolijke zonnetje en de voorbijgangers te kijken.

Dunne, doorschijnende neteldoeksche gordijnen stonden, in een zwevende houding gestolten, stijf van het strijken, van boven tot beneden voor de vensterdeuren, hun onderste helft door magere witte koordjes met kwastjes opgehouden. De donkere lattenopklimmingen der jaloeziën hingen met wrevel tegen de ruiten aangedrukt.