United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Laten wij ze zegenen! En loopt er al eens een kwade onder, ik vrees dat het een verhanselde man is. Toch heb je ook wel eens een goeden man. Maar ekstra goede hebben dan iets vrouwelijks. Zoo Chris de Mooy. Hij was onze winkelknecht, een lange jongen met vaalrood haar, sproeten in het grauwbleek gezicht, en een verkeerde uitspraak van de letter s.

Behalve vijgen, sukade, rozijnen en andere versnaperingen, verkocht Bommers ook sigaren, die, hoe gevaarlijk groenachtig geel en gespikkeld ze er ook uitzagen, eensklaps bij de omwonende jongelui bijzonder in trek kwamen, zóó zelfs dat Jan de winkelknecht er zich over verwonderde en grinnikend aan zijn meester durfde zeggen: „Ik geloof, dat die spreeuwen

Een arme winkelknecht van een verloopen winkel? Niets, tenzij gij hem zoudt willen navolgen. Maar hiermee hebben we allen te maken, dat mijn herinneringen bewijzen de over dood en graf heen doorwerkende kracht van de liefde.

Met beklemd gemoed namen de vrienden afscheid om Woensdag morgen te vernemen dat de toestand ernstig was. Snepvangers ging Antoine raadplegen. Antwerpen wordt gebombardeerd, verklaarde de Drogist zeer laconisch terwijl hij een rekening schreef en den winkelknecht bevelen gaf. Maar dat is gevaarlijk, hakkelde Snepvangers, die zijn hart feller voelde kloppen.

"Ah zoo" zegt Toon nog lachend: "ben jij Van Hake, de winkelknecht van dien knoeier!" Bus wist niet wat hij wringen zou, en wrong aan het flard van zijn livrei-jas. Thomas Van Hake trilt over zijn gansche lichaam; doch, hij houdt zich in; hij begreep dat het parels voor de zwijnen zouden zijn om hier Helmonds eer te gaan verdedigen.

En nu ging ik maar zelden den winkel door, zonder in de gauwigheid wat te snoepen: een greep uit den krentenbak, een lik uit de stroopton. Alleen het oog der volwassenen, dat door de neteldoeksche gordijnen van de glazen kamerdeur ons kon bespieden, of de aanwezigheid van den winkelknecht weerhield er ons van. Maar anders ik beloof u, dat ik weet wat snoepen is.

Op den Nieuwendijk woonde sedert jaren een zekere Bommers, die een ouderwetschen kruidenierswinkel hield en jaar in jaar uit, met een vettig glimmend lustren jasje aan en een dito petje op ’t hoofd, achter zijn toonbank stond, om naast een winkelknecht, die er even oudbakken en kleverig uitzag als hijzelf, koffie, krenten, suiker en andere zoetigheid af te wegen, of petroleum, stroop en patentolie te verkoopen.

Dat draaien was een werkje voor den winkelknecht of voor ons. Soms werd het een oogenblik gestaakt, als Vader onderzoeken moest, of de boonen al gaar gebrand waren. Dan schoof hij met een ijzeren lepel een schuifje van den trommel open en schepte wat donkerbruine boontjes naar boven.

Daarna werd Mariekens blanke bruidstooi voorzichtig in een koffer geborgen, haar bruidskrans en ruiker onder een glazen stolp, op de schouw der slaapkamer te prijken gesteld, en Marieken nam haar plaats in achter den toog der drogerij op de Torfbrug. De oude meid liet zij baas in de keuken, de winkelknecht verontrustte zij niet in kelder of magazijn.

'k Had er al mijn schatten, netjes gerangschikt, evenals de schoenen en laarzen, en keek door de ruit naar de afgesneden stukken van de beenen van mijn vader, als deze achter de toonbank stond, of anders van den winkelknecht. 't Was een misfortuin als moeder of zuster in den winkel hielpen, want die wierpen, door haar rokken, breede wolkschaduwen in mijn toch al donker verblijf.