United States or Greenland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij het verplanten moet men er ook nog voor zorgen, dat de Anthurium flink boven den pot uitgeplant wordt. Goed bewortelde planten verlangen veel water, des zomers moeten zij vaak bespoten worden, terwijl men ze tegen te felle zon moet schermen; des winters moeten zij in een gemiddelde temperatuur van 65°-70° Fahr. staan.

De hardere soorten, die zeer geschikt zijn voor kamercultuur, stellen zich meestal tevreden met een wintertemperatuur van 50°-55° Fahr., en daar het geen hooge planten zijn, zijn zij zeer goed geschikt voor het kamerkasje.

Ten gevolge van den snellen groei hebben alle planten, die men forceert, veel behoefte aan water. Men lette er vooral op, dat de aarde niet geheel uitdroogt, want daarmede zou alle kans op succes verdwenen zijn. Juist aangeven, wanneer men moet gieten, is onmogelijk, daar het steeds moet gebeuren, wanneer de aarde neiging toont tot opdrogen en hoewel men weder niet te veel moet gieten, is in dit geval te groote vochtigheid toch niet zoo nadeelig als te groote droogte. Het water, waarmede men giet, moet minstens de temperatuur hebben van het vertrek, waarin de planten staan; vele zijn echter zeer dankbaar, wanneer zij begoten en bespoten worden met water van 75°-85° Fahr. Bij het spuiten moet men zich van een goeden rafraîchisseur bedienen en het zóó doen, dat de bladeren aan de onder- en bovenzijde goed nat zijn. Voordat het vertrek, waarin de planten staan, goed verwarmd is, mag men niet spuiten; is dit echter eenmaal het geval, dan spuit men bij helder weer twee

De beste wijze om deze laatste soort te kweeken is ze, als jonge zaailing, op de veel sneller groeiende Colutea arborescens te veredelen. De Clianthus wil des zomers buiten staan; zij verlangt met wat kleigrond vermengde heideaarde. Des winters geeft men ze een lichte standplaats in een vertrek met een gemiddelde temperatuur van 40°-50° Fahr. Men moet dan zeer voorzichtig zijn met het gieten.

Daarbij komt nog, dat in sterk verwarmde vertrekken het verschil tusschen dag- en nachttemperatuur meestal zeer groot is. De planten, die overdag in een warmtegraad van ruim 65° Fahr. staan, moeten na een kouden nacht zich des morgens dikwijls met 35° tevreden stellen.

Wanneer men ze in een lichte kamer zet, met een gemiddelde temperatuur van 50° Fahr., dan is er veel kans, dat zij den geheelen winter doorbloeien. Zijn de Abutilons in haar sterksten groei, dan moet men niet verzuimen ze flink te begieten. De vermenigvuldiging geschiedt door zaden.

De Franciscea moet het geheele jaar door in de kamer gekweekt worden. Des winters verlangt zij een temperatuur van 60°-65° Fahr., des zomers moet zij flink geschermd en het vertrek, waarin zij staat, ruimschoots gelucht worden. Evenals talrijke warme bloemplanten, houden de Franciscea's er veel van bespoten te worden.

Al de genoemde soorten verlangen gedurende den winter een lichte standplaats in een vertrek met een gemiddelde warmte van 40°-50° Fahr.; alleen de beide laatstgenoemde soorten verdragen een hoogere temperatuur. De bladeren moeten stofvrij en zindelijk gehouden en de planten mogen gedurende den rusttijd slechts weinig begoten worden.

De Orchideeën zijn over den geheelen aardbodem verspreid; de fraaiste soorten worden echter aangetroffen in de niet buitengewoon warme streken van Amerika; in streken, waar de temperatuur zelden boven 85° Fahr. stijgt en niet onder 55° Fahr. daalt.

Zij verlangen een lichte standplaats en een temperatuur van 60°-65° Fahr. Wanneer de planten uitgebloeid zijn, ontwikkelen zich onder de bloemaar, dus uit de oksels der bovenste bladeren, jonge scheuten, die vroeger of later weder bloeibaar worden. Voor deze jonge scheuten geldt hetzelfde, wat wij gezegd hebben omtrent die, welke zich bij de Aphelandra's ontwikkelen.