United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat was niet waarschijnlijk; men moest aannemen, dat de Wagdies, die het geheele woud doorkruisten, want onze vrienden hadden immers tot aan den rand van het woud hunne lichten gezien, hem hadden gevangen genomen en meegevoerd.

Bovendien zou het gebruik van het vuurwapen de kracht daarvan geopenbaard hebben en beter was het, die geheim te houden en de karabijnen in geval van nood als wapen te gebruiken. Dat de Wagdies hunnen gasten vleesch bezorgden, kwam hieruit voort, dat zij zelven ook dit voedsel gebruikten, hetzij geroosterd op een kolenvuur, of gekookt in eigengemaakte aarden potten.

Onze vrienden, die vast voornemens waren om te ontvluchten, hetzij dan met of zonder de toestemming van Zijne Majesteit, hadden natuurlijk hunne karabijnen medegenomen en hunne zakken volgestopt met patronen. Werden zij tegengehouden of overvallen, dan zouden zij dus hunne vuurwapenen laten medespreken, een taal, die de Wagdies nog niet zouden kennen.

Weldra kwamen op de open ruimte, in het midden van het plein, een aantal jonge Wagdies, jongens en meisjes, die vroolijk gingen dansen, terwijl de ouderen daaromheen zich te goed deden aan een uit tamarinde gegisten drank. Aan muziek ontbrak het ook niet.

Max Huber had zijn karabijn wel willen halen, maar de voorzichtige John Cort had hem dit ontraden. Beter was het, met het gebruik der vuurwapens te wachten, tot het bepaald nuttig of noodig zou zijn. Op dezen dag of liever op den middag van den 15en April zou er eene verandering komen in de anders zoo kalme gewoonten van de Wagdies.

"Zij gedragen zich werkelijk als echte menschen", merkte John Cort op. "Maar door hunne grimassen lijken het toch echte apen!" antwoordde Max Huber. En werkelijk, de Wagdies, anders zoo ernstig, kalm en terughoudend, waren thans buitengewoon druk en uitgelaten. Maar altijd nog jegens de vreemdelingen die onverklaarbare onverschilligheid.

Na een uur kwamen de tochtgenooten aan het eind van het dorp, waar een hut van grooter afmeting stond, tusschen de takken van een reusachtigen wolboom. Voor den ingang stonden twee gewapende Wagdies. Was deze groote hut het koninklijk paleis, of het heiligdom der toovenaars, die men bij alle wilde volken in Afrika vindt?

Llanga verliet de hut en kwam weldra met eenige spijzen terug: een stuk geroosterd buffelvleesch, een half dozijn vruchten van de Acacia Adansonia, ook wel genoemd apenbrood, wat bananen en in een kalebas heerlijk frisch water. Toen het drietal zich aan dit koningsmaal verzadigd had, begon John Cort aan Llanga een soort verhoor af te nemen. "Zijn die Wagdies talrijk?" vroeg hij. "O, zóó veel!

Het eenige wat John Cort en Max Huber hieruit konden afleiden, was, dat de Wagdies hunnen Koning gingen begroeten en deze zich dus in al zijn luister aan het verzamelde volk zou vertoonen. Hunnerzijds konden zij geen deftige kleeren aantrekken, zij hadden niets dan hun jachtkostuum, tamelijk versleten nog wel.

"Wat ik verlang John?" antwoordde de luchthartige Franschman, "wel, ik verlang niet mijn leven lang in deze hoofdstad van het rijk der Wagdies te blijven!" "Maar Max, wij moeten hier toch een poos blijven om de bewoners van dit dorp te bestudeeren, wij moeten er een paar dikke folianten over schrijven, die de verbazing zullen opwekken van alle geleerde bollen uit Europa en Amerika!"