United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


De dikke vleezige wortels der plant toonen reeds aan, dat zij een zwaren, voedzamen grond verlangt. De jonge planten moeten jaarlijks, de oudere om de twee jaar in zulke aarde verplant worden. Houdt men haar gelijkmatig vochtig en vooral zindelijk, dan ontwikkelt de Clivia van 4-6 bladeren per jaar.

De Vinca rosea is een zeer dankbare kamerplant: zij heeft des zomers gaarne volop water, een zonnige standplaats en goeden, voedzamen grond. De voortkweeking geschiedt door stekken. Ook als éénjarige plant kan men haar zeer goed behandelen, in welk geval zij in het voorjaar uit zaden moet gekweekt worden. Bol- en Knolgewassen. Amaryllis.

De Granaat wordt over het algemeen slecht behandeld; hij is wel een harde plant en kan dus veel verdragen, maar dan gaat dit ten koste van den bloei. Zoo noodig moet de Granaat in het voorjaar verplant worden in zeer goeden, voedzamen grond. Wanneer hij nog geen bladeren gemaakt heeft, dus op zijn laatst tegen het einde van April, wordt hij buiten op een zeer zonnige plek gezet.

Zij groeit en bloeit daar onophoudelijk, winter en zomer door, waardoor zij zeer veel genoegen verschaft. Zij moet in zeer voedzamen grond gekweekt worden, terwijl men haar des zomers zeer rijkelijk en des winters spaarzaam moet begieten. Eenige jaren geleden is een nieuwe soort, de Impatiens Holstii in den handel gebracht, waarvan fraaie verscheidenheden zijn gewonnen.

Het best doet een liefhebber met zich in het najaar jonge Dieffenbachia's aan te schaffen en ze een lichte plaats in het woonvertrek te geven. Des winters worden ze matig begoten en de teere bladeren vaak afgewasschen. Het verplanten geschiedt in het voorjaar in zeer voedzamen, doch niet te zwaren grond.

Men kweekt ze gedurende den zomer buiten of ook wel het geheele jaar door in de kamer. De Clerodendron verlangt een goeden voedzamen grond en in den zomer nu en dan wat gier. De voortplanting geschiedt door stekken. Clianthus. Dit zijn prachtige halfheesters, afkomstig uit Zuid-Australië en Nieuw-Zeeland.

De hoofdoorzaak dus van het buitengewone verschil in ontwikkeling bij de koningin en de werkbij ligt in de behandeling. De eerste krijgt rijkelijk voedzamen spijs, toevoer van zuurstof en ruimte om zich te ontwikkelen, de andere leeft op hongerdieet, benauwde huisvesting en een minimum van lucht om in adem te halen.

In het voorjaar worden de overwinterde planten flink teruggesneden en in zeer voedzamen grond verpot. De vermenigvuldiging geschiedt in het voorjaar door stekken, genomen uit de jonge scheuten, die dan in juist zooveel stukken gesneden kunnen worden, als zij oogen hebben.

De stekken wortelen op een koele, schaduwrijke plaats zeer gemakkelijk; zij worden in den loop van den zomer herhaaldelijk in voedzamen grond geplant, rijkelijk gegierd en voortdurend tamelijk zonnig gehouden. Een niet minder fraaie soort is de Myosotis azorica. Deze kweekt men met haar variëteiten uit zaad en pot ze op in 10-12 cM. wijde potten.

De vlakke, zware knollen laat men droog en vorstvrij overwinteren; zij worden in Februari of Maart in zeer voedzamen grond opgepot en voor het venster gezet, waar zij weder spoedig zullen uitgroeien. Bij het oppotten moet men er op letten, dat de knollen geheel onder de aarde komen te liggen. De cultuur is overigens geheel dezelfde als die van den stamvorm.