United States or North Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij hebben niet meer alleen het oorspronkelijke protoplasma en de platen gelei, die in het water drijven, en de eenvoudige cellengroepen, de wieren en de ringwormen. De trilobieten hebben reeds eenen kop, eenen staart en waarschijnlijk pooten, de laatste echter tenger en dun, want zij zijn niet versteend; op den kop vindt men de sporen van oogen.

De trilobieten kwamen in menigte voor in de oorspronkelijke zeeën, en men vindt ze gemakkelijk, indien men er eenige uren naar zoekt op klippen of in bergtunnels in de terreinen, die ze bevatten. Zij zijn zeer verspreid in Maine-et-Loire, en in de silurische lagen van de mijngroeven van Trélazé bij Angers.

Bij de plantdieren merkt men op, dat het beperkte aantal soorten van zeeleliën als het ware wordt goedgemaakt door de buitengewone menigte individuen van den encrinus liliiformis, wier kalkplaatjes dikke en uitgestrekte lagen vormen in de schelpkalk der triasformatie. Thans is dat type in verval. Andere soorten zijn geheel verdwenen. De beroemde trilobieten zijn voorgoed uitgestorven.

Reeds de ouden zeiden, dat de aarde de dochter is van den Oceaan, en terecht. Wij zagen in de lauwe wateren der azoïsche periode het leven te voorschijn treden, in den vorm van eenvoudige organismen, klonters gelei, protisten, afgietseldiertjes, diatomeeën, wieren, bilobieten, chondriten, mosdieren, plantdieren, poliepen, stekelhuidigen, armpootigen, trilobieten, enz.

Konden zij zich niet in de gewijzigde levensvoorwaarden schikken, dan zijn zij verdwenen. Gelijktijdig met de stekelhuidigen komen in de silurische periode de weekdieren en de schaaldieren in grooten getale voor. De trilobieten en de nautiliden met eenen reeds gevormden en tamelijk volkomen kop hebben de overhand. De vooruitgang neemt steeds toe.

De koppootigen zijn tot enkele soorten teruggebracht, en de schaaldieren worden alleen nog slechts vertegenwoordigd door de laatste der trilobieten, enkele limulen en enkele cypridinen. De glansschubbige visschen behouden hunne stelling en zijn merkwaardig door het groote aantal soorten en individuen. De ontwikkeling van het leven schrijdt regelmatig voorwaarts.

Men vindt stekelhuidigen, zee-egels, zeesterren uit de silurische periode voortgekomen, en zeeleliën, waarvan men in die periode meer dan vijfduizend soorten kent. De schaaldieren ondergaan merkbare veranderingen; de trilobieten verdwijnen bijna geheel; de schorpioenen nemen toe. De in de lucht ademende dieren worden reeds talrijker.

Tevergeefs zoude men in hunnen kop de inrichting der tegenwoordige visschen zoeken: men ziet een schild, waarin men onmogelijk de verdeelingen van de beenderen van den schedel kan terugvinden; zij gelijken in hunnen vorm op trilobieten.

In de silurische periode werden de schaaldieren nog door andere soorten vertegenwoordigd. Behalve alle soorten van trilobieten vond men de dalmaniten, den trinucleus enz.; behalve den pterygotus en den eurypterus, zou men nog den peltocaris, den ceratiocaris, de aristozoë, de beyrichia e.a. kunnen noemen.

Wij zien, dat de graptolithen in het cambrische tijdperk ontstonden en na het silurische weder uitgestorven waren, en dat de trilobieten de permische periode niet hebben overleefd.