United States or Ireland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het grootste lid van dit geslacht is de Groote Paradijsvogel, door de Maleische kooplieden Manoek dewata of Godenvogel, op de Aroe-eilanden Faneam genoemd. Om het oude sprookje te vereeuwigen gaf Linnaeus hem den naam van Pootlooze Paradijsvogel (Paradisea apoda). Totale lengte ten naasten bij 45, staartlengte 18 cM. Hij is dus ongeveer zoo groot als onze Kauw. De bovenkop, de slapen, de achterhals en de bovenste gedeelten van de zijden van den hals zijn donkergeel, de voorkop, de zijden van den kop, de oorstreek, de kin en de keel donker goudgroen, de teugel groenachtig zwart, de overige deelen, de vleugels en de staart donker kaneelbruin, welke kleur in de kropstreek in zwartbruin overgaat; de lange, fijne veeren, die aan weerszijden van de borst een sierpluim vormen, zijn hoog oranjegeel, in de nabijheid van het losbaardige eindgedeelte in vaalwit overgaande; de kortere, stijve veeren te midden van het wortelgedeelte van de pluim zijn donker kastanjebruinzwart. De beide middelste staartveeren hebben geen vlag of althans slechts een spoor daarvan bij den wortel en aan de uiterste punt; zij vertoonen zich als draadvormige ranken van 60

Op zichzelf was deze geen nieuwigheid uit het Westen. Het is bekend, onder anderen uit Wallace's boek, hoe op het laatst van de zestiende eeuw al Portugeezen, Hollanders en Engelschen dien handel gaande vonden in de Molukken. "Godenvogels" noemden de Maleiers om hun schoonheid de schitterende diertjes, wat de Portugeezen, met een verchristelijking van het denkbeeld vertaalden als "Paradijsvogels." Jan Huygen van Linschoten zag er, op die reis waarvan hij zijn beroemd verhaal zou doen. Als het anno 1598 aan een schrijver paste, gaf hij den "Godenvogel" een latijnschen naam en verhaalde van de "Avis paradisea." En het Hollandsche "paradijsvogel" ontstond, dat andere volkeren ieder in de eigen taal overnamen en waaraan de fantastische dierkunde van den tijd de voorstelling vastmaakte van een vogel zonder pooten, die nergens nestelde noch neerstreek, maar op uitgebreide pluimen dreef in den zonneschijn. Er waren immers ook nooit anders dan verminkte huidjes naar Europa gekomen. Trouwens, in de Molukken zelven werd niet anders gezien: de vogels waren handels-artikel, enkel om de pluimen. Dat de Papoea's ze als schatting opbrachten aan den radja van Ternate ziet men onder anderen ook uit het Noefoorsche sprookje, tegenwoordig nog verteld, van hoe de Paradijsvogels in een prauw naar Ternate voeren, om schatting te brengen aan den Sultan. De handel in de huiden was dus een oorspronkelijk-inlandsche. Maar hij veranderde toch van karakter, hij werd wereldhandel, door de navraag uit het Westen in den nieuwen tijd. Wallace zag het begin van die verandering, en voorspelde erge gevolgen voor de vogels. De allerergste kwamen voor de menschen. Concurrentie onder moord en doodslag, vuurwapenen onder de wilden, de jenever als ruilmiddel. Van de Merauke rivier in het Zuid-Westen af tot aan de Hollandiabaai in het Noord-Oosten werd de kust van Nieuw-Guinea een hel. Beccari en Mikloecho Maclay schreven op en lieten het aan de wereld lezen wat zij met eigen oogen gezien hadden. Er ging een schreeuw op over de "koloniale mogendheid" die zulke dingen duldde. Gevaar begon te dreigen van allen kant. Australische avonturiers, die op de Zuid-Westkust kwamen om wilde muskaatnoten de prijs was een voorlaad-geweer van f

De Roode of Bloedparadijsvogel, de Seboem der inboorlingen (Paradisea sanguinea), is nog kleiner dan de vorige soort (totale lengte 33, staartlengte 14 cM.); van de beide reeds genoemde vormen onderscheidt hij zich bovendien door de betrekkelijke kortheid der middelste staartpennen en door het bezit van een dwarse kuif, gevormd door de metaalachtig groene, schubvormige voorhoofdsveeren; deze zijn in het midden gescheiden en zoo als 't ware in twee horens verdeeld; zij kunnen opgericht en tegen den kop aangedrukt worden. De rug is vaal geelachtig grijs, welke kleur zich in den vorm van een borstband ook over de onderzijde uitstrekt; de keel is smaragdgroen; de borst en de vleugels zijn roodbruin, de snavelwortelstreek en een vlek achter het oog fluweelzwart; de vederpluimen aan de zijden, die zich 8