United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik verhaalde hem nu van mijn langdurig verblijf te Baroda, van mijn vertrouwelijken omgang met den Guikowar, en van het doel mijner komst in Mewar.

Toen het zoogenaamde mongoolsche rijk ten ondergang neigde, maakte Damasji Guikowar, ten jare 1737, gebruik van de toenemende machteloosheid der keizerlijke regeering, om Ahmedabad met de daarbij behoorende landstreek bij zijn eveneens op de puinen van het keizerlijk gestichte koninkrijk van Baroda in te lijven.

Tintouï, dat zijn gewicht vooral dankt aan zijne ligging aan den ingang der passen van het Dounghêr-gebergte, behoort nog aan den Guikowar, en vormt aan deze zijde de uiterste grens van zijne staten; maar dit aanzienlijke vlek is tevens de residentie van een radsjpoeten baron of thakoer, die wel in naam de heerschappij van den koning van Baroda erkent, maar inderdaad onafhankelijk en de wezenlijke beheerscher des lands is.

Hij luisterde aandachtig naar mij, betuigde zijn spijt, dat ik mij niet dadelijk tot hem gewend had, en gaf mij de verzekering, dat de Rana zich stellig zou beijveren mijn eersten ongunstigen indruk weg te nemen, en mij niet minder goed zou ontvangen dan de Guikowar Khanderao.

Eindelijk is het tijd om huiswaarts te keeren; onze olifanten wachten ons aan de kaai, en wij begeven ons op weg naar de residentie, vervuld met de aangenaamste herinneringen aan dezen heerlijken dag. De rana heeft woord gehouden: hij heeft ons bijna de schitterende gastvrijheid van onzen vriend den Guikowar doen vergeten.

Nog onlangs hebben wij den franschen reiziger L. Rousselet vergezeld bij zijn bezoek aan het hof van een dezer inlandsche Vorsten, den Guikowar of koning van Goezerate, die te Baroda zijn zetel heeft.

De thakoer, een Radsjpoet, met een echt aristokratisch voorkomen en een sneeuwwitten baard, ontvangt mij met groote hoffelijkheid, en vraagt mij naar het doel mijner reize: op het hooren van den naam van zijn souverein, buigt hij eerbiedig het hoofd, en zegt dat aangezien ik de vriend ben van zijn heer, den machtigen Guikowar, hij mijn slaaf is, en dat zijn persoon, zijne lieden en zijn land te mijner beschikking staan.

Twee uur na middernacht verlieten wij Raypoer, doorwaadden de rivier, en bevonden ons nu weder op het grondgebied van den Guikowar. De nacht is zeer donker, maar het land is volkomen vlak; onze kameelen gaan rustig en onvermoeid voort; de dorpen liggen allen op zekeren afstand van den weg; ter nauwernood ontmoeten wij eene enkele woning, tot wij te vier uur het stadje Deagaum bereiken.