United States or Spain ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gedurende den ganschen tijd van mijn verblijf in Hindostan heb ik nimmer een man van deftigen stand, vooral nooit een Radsjpoet, in zulk een ellendigen toestand gezien, als waarin deze thakoet van Bitsjoewara verkeerde. Na een dag oponthoud in eene nette bungalow van het engelsche station Kheirwara, zetten wij onzen tocht naar Oudeypoor voort.

De jonge Radsjpoet wordt niet eer in den kring der volwassen mannen opgenomen, dan nadat hij met eigen hand een dier reusachtige wilde zwijnen heeft gedood, die zich in het Aravalli-gebergte ophouden. Ziet hij het woeste dier naderen, dan buigt hij eene knie ter aarde, en houdt zijn catâr gereed, om hem te treffen met doodelijken slag.

Evenals alle vrouwen door geheel Hindostan, overladen zij zich met eene ongeloofelijke menigte van gouden en zilveren sieraden. Ieder vermogend Radsjpoet heeft ten minste drie vrouwen, die niet alleen in het huiselijke, maar ook in het openbare leven eene zeer gewichtige rol spelen: niets geschiedt zonder dat vooraf haar raad is ingewonnen.

Het landschap, dat ons omringt, verhoogt de belangstelling, waarmede wij naar het verhaal van majoor Nixon luisteren; de radsjpoet ruiters, die ons vergezellen, verheffen zich trotscher in den zadel, nu zij den grond betreden, zoo menigmalen door het bloed hunner heldhaftige voorvaderen gedrenkt, en ik zelf kan zekere aandoening, bij de herinnering aan dit verleden, niet onderdrukken.

De Rao van Baidlah is een schoon grijsaard, de volmaakte type van een Radsjpoet; zijne manieren zijn waardig en bevallig; in zijn spreken paart hij aan de onberispelijkste etiquette eene vrijmoedigheid en ongedwongenheid, die bij de Hindoes verre van algemeen is.

Juist daarop had Ala gerekend: de onvoorzichtige Radsjpoet zag zich plotseling overvallen en als gevangene naar het muzelmansche kamp gevoerd. Groot was de verslagenheid in Tsjittore, toen men den volgende morgen vernam, dat Ala zijn gevangene niet wilde loslaten, tenzij hem de prinses werd uitgeleverd.

Een jonge Radsjpoet, wien ik mijne verwondering mededeelde, zeide mij dat deze nautsjnis niet, als de gewone danseressen, arme schepsels zijn, die niets weten dan wat het toeval haar heeft geleerd, maar integendeel van hare eerste jeugd zeer zorgvuldig worden opgevoed en onderwezen in alles wat tot veraangenaming van het leven strekken kan, in poëzie, muziek, beschaafde innemende manieren.

Wij stijgen af op de binnenplaats der woning van Lutsjmun Rao. De minister ontvangt ons zeer wellevend; hij is echter een Brahmaan en geen Radsjpoet; hij vraagt naar het doel onzer reis, en paait ons, met onberispelijke beleefdheid, met die indische beloften en toezeggingen, die tot niets verbinden. "Wij wenschen bij den Maha-Rana te worden toegelaten" "Zeker, zeker; het zal hem een groot genoegen zijn, u te kunnen ontvangen"; maar ik kan onmogelijk te weten komen, hoe en wanneer dit geschieden zal. Ik verzoek hem dringend, ons eenig onderkomen in de stad te bezorgen; maar hij durft dit niet te doen, zonder vooraf met den Rana gesproken te hebben. Inmiddels biedt hij ons de gebouwen van den Hawalla, den circus, aan, buiten de stad in de nabijheid der residentie gelegen. Deze Hawalla, waar vroeger de gevechten van olifanten en de voorstellingen der worstelaars gegeven werden, bestaat uit een ruim langwerpig perk, de eigenlijke arena, omgeven door een acht

Daar verdrongen zich in een verward mengelmoes door elkander, mannen en vrouwen, grijsaards en kinderen, stad- en landbewoners, rijke Bengaalsche burgers en arme mannen van het volk, van de minste soort, Vaïchyas, kooplieden en boeren, Kchatryas, fiere krijgslieden, Sudras, armzalige handwerkslieden van verschillende secten, parias, die buiten de wet gesteld zijn en wier oogen de voorwerpen bezoedelen, die ze beschouwen, in een woord alle klassen of alle kasten van Indië, de krachtige Radsjpoet den zwakkelijken Bengali op zijde dringende, de lieden van Pendjab tegenover de mohamedanen van Scinde.

Zijne fijne en sprekende trekken, zijne lichte gelaatskleur en zijn lange baard deden hem dadelijk als een echten Radsjpoet kennen: zijne eenigszins verwijfde houding en manieren en zijne zeer diplomatieke wijze van spreken maakten echter op mij geen gunstigen indruk. Ik vernam later, dat mijne vermoedens te dien aanzien in geene deele ongegrond waren.