United States or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Evenals de vroeger genoemde Vogels, behooren ook de Waterloopers hoofdzakelijk in 't noorden thuis; alle soorten trekken echter geregeld en bezoeken dan de meest afgelegen landen. Zij houden zich op aan de oevers van stroomend en stilstaand water, in moerassen en broeklanden, minder vaak aan de zeekust.

Van grooten invloed waren deze Nederduitsche kolonisten op de lage streken aan de Eems, Wezer en Elbe. Men kan zeggen dat de geheele Noord-Duitsche vlakte tot aan Pommeren en Kopenhagen toe met hunne nederzettingen doorweefd werd. Vele der Noord-Duitsche broeklanden brachten zij tot den bloei, waarin wij ze nog heden ten dage zien.

"Daar, waar de Gele Kwikstaarten broeden," zegt Naumann, "vindt men des zomers geen koolzaad- of raapzaadveld, geen erwten-, boomen- of wikkenakker van eenige beteekenis, geen klaverveld, geen vrij gelegen vette weide en geen boomlooze, grasrijke moerasstreek, waar niet minstens eenige van deze Vogels huizen. In ongeloofelijk grooten getale bewonen zij enkele broeklanden.

Het broedgebied van al deze soorten is gelegen in de gematigde gewesten van de beide noordelijke faunistische Rijken. De eerstgenoemde broedt ook in ons land, terwijl de beide overige hier niet en in Duitschland zelden voorkomen. De Rietzwaluw komt met de Zeezwaluwen bij ons aan en trekt ongeveer terzelfder tijd naar 't zuiden; zij vestigt zich echter niet aan de zeekust of aan rivieren en stroomen, maar in uitgestrekte broeklanden en moerassen, dus uitsluitend bij stilstaand water. Gedurende de reis vormt zij vluchten van 20

De Rallen zijn wereldburgers; zij bewonen moerassige of althans vochtige gewesten, eenige vestigen zich in echte broeklanden of in plassen en meren, die rijk zijn aan rietachtige waterplanten, andere op weiden en graanvelden, enkele zelf in bosschen. Zij leiden een verborgen leven, vertoonen zich zoo weinig mogelijk en maken alleen in geval van grooten nood van hunne vleugels gebruik; meesterlijk hebben zij er trouwens slag van zich tusschen de planten van het door hen bewoonde gebied te verbergen. Alle zijn uitmuntende loopers, enkele zwemmen vrij goed, sommige kunnen zelfs duiken; zonder uitzondering vliegen zij echter slecht. Opmerkelijk is hun luide, in de meeste gevallen zeer eigenaardige stem, die zij in de avond- en morgenuren, maar dan soms lang achtereen zonder ophouden, laten hooren. Hunne zintuigen zijn goed, hunne geestvermogens voldoende ontwikkeld, hunne eigenschappen aantrekkelijk. Slechts weinige soorten leven gezellig, enkele vereenigen zich echter soms buiten den broedtijd tot kleine vluchten, die lang gemeenschappelijk op dezelfde plaatsen verblijf houden en zich ook wel gezamenlijk op reis begeven. Met Vogels, die niet tot hun soort behooren, of met andere dieren hebben zij geen verkeer. Hun voedsel ontleenen zij zoowel aan de plantenwereld als aan het dierenrijk. Zij gebruiken veel zaden, maar voeden zich ook gaarne, en voor een tijd zelfs uitsluitend, met Insecten en hunne larven, met Slakken en Wormen, met eieren van andere Vogels of zelfs met jonge vogeltjes, die het nest nog niet kunnen verlaten. De grootste soorten van de familie zijn echte roofvogels, die zelfs volwassene, kleine Gewervelde Dieren overmeesteren. Het nest wordt dicht bij het water, dikwijls er op, in biezen, riet en andere waterplanten gebouwd; het is tamelijk goed gevlochten, zoodat het water er niet in doordringen kan en bevat in de lente (in verschillende klimaten dus op ongelijke tijden) 3

Holen onder boomwortels, in boomstammen of in rotsen, donkere, ondoordringbare wildernissen en broeklanden met droge eilanden verschaffen hun een schuilplaats, waar zij zich trachten te beveiligen tegen hun aartsvijand, den mensch. De Beer, het logste en zwaarste Roofdier van Europa, is, evenals de meeste zijner naaste verwanten, een log en tamelijk stompzinnig wezen.

De meeste houden van de vlakte; eenige geven echter duidelijk de voorkeur aan het hooge gebergte boven laag gelegen oorden en stijgen tot aan de grens van de eeuwige sneeuw omhoog; sommige bewonen open gewesten waar de plantengroei armoedig is, andere houden zich op in ijle kreupelhoutbosschen, enkele ook in de dichtste wouden, eenige zelfs in moerassen en broeklanden.

De Bastaardsnippen (Rhynchaea) naderen tot de Watersnippen in levenswijze, maar haar snavel is korter en harder en eenigszins gekromd. De 3 of 4 soorten van dit geslacht worden gevonden in de tropische gewesten van de Oude en de Nieuwe Wereld en van Australië. Een van deze de Goudsnip (Rhynchaea capensis) bewoont als broedvogel een groot deel van Afrika en Zuid-Azië (Japan, China, Indië en de Soenda-eilanden) en begeeft zich op den trek naar Zuid-Australië. In grootte komt zij met de Watersnip overeen. Zij houdt zich op in moerassen, broeklanden en waterrijke velden, doch ook tusschen struiken en in het riet; zij loopt zeer snel, doch vliegt slecht. Des nachts of in de schemering zoekt zij haar voedsel; zooveel mogelijk vermijdt zij het open veld. In 't voorjaar leeft zij paarsgewijs, later in kleine vluchten van 5

Op den trek bezoekt zij alle groote en kleine moerassen, broeklanden en veengronden, die tusschen haar zomer- en haar winterverblijf gelegen zijn. Gedurende den trek is zij in ons geheele land op lage, vochtige plaatsen zeer menigvuldig. De najaarstrek heeft plaats van September totdat de vorst invalt, de voorjaarstrek in Maart en April.

Alle soorten van deze onderfamilie bewonen meren, die rijk zijn aan rietachtige waterplanten, groote moerassen en broeklanden, plassen en met planten begroeide rivier-oevers; met uitzondering van de Koeten leven zij altijd bij en in zoetwater; zij bewegen zich veel in het riet en nog meer op den met planten bedekten waterspiegel, zijn in het loopen minder ervaren dan de Rallen, overtreffen deze echter door hun geschiktheid voor 't zwemmen en duiken, maar hebben, evenals zij, een plompe, onvaste en vermoeiende wijze van vliegen. Ook zij zijn niet zeer verdraagzaam, maar verdedigen met moed en vol ijverzucht het door hen gekozen gebied tegen indringers van hun soort en ook wel tegen andere Vogels. Kleine Vogels vallen zij met moordzuchtige bedoelingen aan; voor jonge nestvogels zijn zij zeer gevaarlijk. Daarentegen zijn het mannetje en het wijfje zeer aan elkander en aan hun kroost gehecht. Hun kunsteloos, van riet en andere waterplanten gebouwd nest wordt altijd in of althans in de nabijheid van het riet gebouwd, dikwijls zóó, dat het op den waterspiegel rust. Het broedsel bestaat uit 4