United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het mechanisch materialisme en het theïsme vertegenwoordigen dus twee polen, twee uiterste richtingen van het burgerlijk denken, beide wortelend in de maatschappij der kapitalistische warenproduktie. Het is daarom een dwaling, Rousseau wegens zijn theïsme voor te stellen als "reaktionnair" in vergelijk tot de materialistische philosophen.

Hun beider theïsme is de laatste uitlooper van een ontwikkeling, die bij de Hervorming begon, als de geestelijke weerschijn van de omwenteling der ekonomische en sociale verhoudingen sedert het einde der Middeleeuwen, en de laatste phase van den godsdienst voorafgaand aan zijn vernietiging, vertegenwoordigt.

Zooals het achtiend' eeuwsch materialisme tot de ethische theorie van "zelfzucht het oorspronkelijke in den mensch" leidde, zoo beriep het theïsme zich op God, om steun te geven aan de sociale gevoelens der menschen en hun zelfzucht te breidelen.

De mogelijkheid van een zuiver-menschelijke, natuurlijke basis voor het zedelijk handelen zag het theïsme niet in; de supra-natuurlijke scheen hun de eenig-mogelijke; vandaar dat Rousseau de atheïsten uit zijn idealen staat wilde verbannen, niet wegens hun overtuiging, maar omdat menschen met zulk een overtuiging noodzakelijk on-sociaal moesten handelen: zij hadden geen toom voor hun zelfzuchtige neigingen, geen hoop op belooning voor het onderdrukken daarvan.

Hun materialisme en zijn theïsme kwamen hierin overeen, beide uitingen te zijn van het groeiend burgerlijk bewustzijn, maar zij spiegelden elk een andere zijde daarvan.

Het theïsme, dat in de engelsche achtiend'eeuwsche philosophie een groote rol speelde, en door Rousseau gepoëtiseerd en gepopulariseerd werd, was niet anders als de uiterste konsekwentie, vereenvoudiging en samenvatting van het protestantisme, de theologische uitdrukking van den voortgang der warenproduktie sedert de dagen der Hervorming.

In het theïsme van Rousseau, zijn geloof aan een abstract, schimmig god, boven de wereld oprijzend in eenzame grootheid, spiegelde zich niet de verhouding van den burgerlijken mensch tot de natuur, maar tot zijn eigen maatschappij, zijn gevoel tegenover haar.