United States or Falkland Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tehuti-nekht beval hem, zich stil te houden en dreigde, hem naar den Demon der Stilte te zenden, indien hij met klagen voortging. Desniettemin verzocht de sekhti hem een dag uitstel. Tenslotte zag hij in, dat hij zijn tijd verspilde en nam zijn toevlucht tot Henen-ni-sut en legde den rentmeester Meruitensa zijn zaak bloot.

Meruitensa beroofde Tehuti-nekht daarop van al zijn ambten en eigendommen, gaf hem aan den sekhti over en deze woonde daarna, met zijn geheele familie, in het paleis van den koning. De sekhti werd de hoofdopzichter van Neb-ka-n-ra en werd door hem zeer geliefd. Geschiedenis van de twee broeders.

De sekhti was zeer welsprekend en in zijn gloeiende toespraak verbond hij op behendige wijze zijn lofuitingen met zijn pleit voor rechtvaardigheid, zoodat de rentmeester vanzelf belangstellend en gevleid werd. In dien tijd zat koning Nep-ka-n-ra op den Egyptischen troon; tot hem kwam de rentmeester Meruitensa en sprak: "Heer, zie, ik ben door een sekhti, wiens goed men gestolen heeft, bezocht.

Hij leefde van handel met Henenseten in zout, natron, bier en andere producten van zijn land en op zijn reis daarheen, moest hij door de landen van het huis van Fefa gaan. Nu woonde daar, bij het kanaal, een man, Tehuti-nekht genaamd, de zoon van Asri, een lijfeigene van den hoogen rentmeester Meruitensa.

Toen hij voor de negende maal kwam, zond de rentmeester twee uit zijn gevolg naar den sekhti; de boer werd thans zeer bevreesd, want hij vermoedde, dat hij nog eens op ellendige wijze geslagen zou worden. De boodschap was echter een zeer aangename. Meruitensa liet zeggen, dat hij over de welsprekendheid van den boer zeer verheugd was en dat hij trachten wilde, hem voldoening te schenken.

Terwijl de twee hierover twistten, nam één van de ezels zijn bek vol koren; hierop braken Tehuti-nekht's klachten opnieuw uit. "Zie eens", schreeuwde hij, "je ezel eet mijn koren op; ik zal hem in beslag nemen en hij zal voor den diefstal betalen". "Moet ik, in de landen van den rentmeester Meruitensa, mij laten berooven, hij, die roovers zoo streng straft? Kom, ik zal naar hem gaan.

Doch neen, de sekhti kwam een vierde, vijfde en zesde maal en poogde, door aangename toespraken, de ooren van den rechter te openen. Meruitensa luisterde in 't geheel niet naar hem, doch de sekhti wanhoopte niet, doch kwam nog eens voor den negenden keer.