United States or Italy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Volgens Foerster dient dus aan Chrétien in de vervaardiging van zijn "Erec" de grootst mogelijke oorspronkelijkheid te worden toegekend.

Daarom zijn wij ook de meening toegedaan van Myrrha Borodine, die in haar werk, getiteld: "La Femme dans l'Oeuvre de Chrétien de Troyes" betoogt, dat nòch het motief der jaloezie, dat door Gaston Paris en Ferdinand Lot wordt verdedigd, nòch dat der "mésalliance", hetwelk in Hartmann's vertaling meer naar voren wordt gebracht en dat ook door Foerster in de Inleiding tot zijne Erec-uitgave met klem wordt bepleit, aan Erec's handelingen ten grondslag kunnen liggen.

In tegenstelling met zijne andere gedichten, wordt in zijn "Yvain" geen "livre" of "conte" genoemd, waaraan hij verklaart de stof voor zijn werk te hebben ontleend; volgens Prof. Foerster, den bewerker der bekende uitgave van Chrétien's werken, behoeven wij daar ook niet verder naar te zoeken.

Of inderdaad de drie Welsche verhalen navolgingen zijn van de Fransche gedichten, zooals Professor Foerster en met hem vele andere geleerden meenen te moeten veronderstellen of dat in dit geval het Welsche prozaverhaal en het Fransche gedicht tot eene gemeenschappelijke bron terug te brengen zijn, zooals een aantal Fransche geleerden met Gaston Paris aan het hoofd, trachten te bewijzen, worde hier verder in het midden gelaten.

W. Foerster, den bekenden uitgever van Chrétien's gedichten, hierdoor verklaard, dat Hartmann bij de bewerking van "Yvain" niet geheel naar zijn eigen wil heeft gewerkt, maar om de een of andere reden zich heeft moeten schikken naar den wensch van een vriend of beschermheer, die een getrouwer beeld van het Fransche gedicht verlangde, dan de dichter indertijd van "Erec" had gegeven.

De Duitsche geleerden, onder aanvoering van Foerster, Zimmer en Golther houden vol, dat de drie bovenbedoelde verhalen in den Mabinogion wel degelijk te beschouwen zijn als vertalingen van Chrétien's gedichten, Gaston Paris daarentegen tracht in Romania XX, 1891, bld. 148-166, aan te toonen, dat de schrijver van deze verhalen behalve Chrétien nog eene andere Fransche bron voor zijn werk gebruikt moet hebben.

Professor W. Foerster daarentegen is hieromtrent eene gansch andere meening toegedaan. Volgens hem zijn de begrippen van het "Verliegen" alsook van de innige, echtelijke liefde tusschen held en heldin zuiver Fransche bestanddeelen, die slechts door een Fransch dichter als Chrétien aan het verhaal kunnen zijn toegevoegd.

De Duitsche geleerden, onder aanvoering van Professor Wendelin Foerster, den bewerker der beroemde, critische uitgave van Chrétien's gedichten, en Professor Golther, willen van het ontstaan der Arthur-sagen op de Britsche eilanden niets weten.