United States or American Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


De planten moeten dus zoo droog mogelijk gehouden worden, en moet men ze begieten, dan moet dit hoogst voorzichtig geschieden en wel zóó, dat de stengels en bladeren niet vochtig worden. Gele bladeren worden met een scherp mesje afgesneden, en wel zoodanig, dat een gedeelte van den bladsteel aan de plant blijft zitten; dit verdroogt langzaam en valt eindelijk af.

Boven uit den linkerhoek van het plaat-vierkant, ons als dadelijk vingerwijzend hoe de boom gemakkelijk aan zijn blâren kan worden herkend, komt de bladsteel of hij afstak van een onzichtbren tak en spreidt het blad met de zeven stralige midden-nerven naar alle kanten uit.

Geeft men nu de noodige warmte en verzorgt men het goed, door er op te passen, dat de grond matig vochtig blijft en geen zon het treft, dan zal het blad niet alleen aan den bladsteel, maar overal, waar men het heeft ingesneden, kleine plantjes vormen, die, zoodra zij wortel hebben, afgesneden en opgepot kunnen worden.

Als kleurstof dient het roet van een harssoort, dat men laat neerslaan op koude steenen. Het wordt dan verwreven met het sap van een vleezigen bladsteel. Met een staafje wordt eerst het patroon op de huid geteekend, dat dan gevolgd wordt door de in het roetige vocht gedompelde naald.

Langs de gansche rechtsche zijde komt dan de blanke bloemkaars, de staande tuil der bekoorlijke snipperige bloemetjes van onderop, tusschen uit de voetingen van twee bladstelen steunblaadjes? knopjes? zijn in de oksels en links naar de richting òp van den bladsteel van het volwassen blad, draagt de eene steel, een ander, een jong, wat saâmgevouwen blad, dat krachteloos nog van nerven, gaat afhangen naar d'ondersten linkerhoek.

Snijdt men den bladsteel aan den voet schuin door, dan vormen de doorsneden der vaatbundels een teekening, die aan een dubbelen adelaar herinnert. De naam "paddenstoel" is eigenlijk een uitzondering.

De bast wordt nu met de rugzijde van het hiertoe ingerichte mes, of nog beter met het heft, dat daartoe in den vorm van een vouwbeen toeloopt, opgelicht en het oog tusschen hout en bast ingeschoven. De oogen neemt men van voldoend volgroeide scheuten. Aan den voet van iederen bladsteel bevindt zich een oog, dat, onder gunstige omstandigheden, zich tot een twijg kan ontwikkelen.

Met aandacht langs de oppervlakte van het water turend, ziet men dikwijls op een afstand van slechts weinige schreden, het blad van een waterlelie of plomp een weinig oprijzen en daaronder het zwarte oog van het Waterhoentje verschijnen, dat, zonder zich te bewegen, den bladsteel omvat houdt en, door het blad beschut, slechts een deel van den kop boven den waterspiegel opheft.

Fladderend vatten zij met den snavel den rand van een der blaadjes aan op de plaats, waar dit aan den algemeenen bladsteel gehecht is, en scheuren hiervan over de geheele lengte een strook af, door zich te laten vallen; op dezelfde wijze halen zij een tweede en een derde strookje enz., totdat er van het blaadje alleen de dunne middelnerf is overgebleven.

De bladeren, der soorten, die hiertoe behooren, zijn dubbel gevederd, d.w.z. de bladsteel vertakt zich en aan deze zijtakjes zijn de bladeren bevestigd. De vederblaadjes op zichzelf zijn tamelijk breed, scheef, driekantig en sterk ingesneden, vooral de groote eindbladeren hebben veel overeenkomst met de staartvin van een visch. Interessant zijn de Caryota urens en de Caryota sobolifera.