United States or Dominican Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er was niets bekoorlijkers uit te denken dan het gezicht van die woning, waar den reiziger eene verpleging wachtte, zooals hem slechts zelden in de herbergen van Noorwegen ten deel valt. Hulda en hare moeder betrokken dus de eerste verdieping. Daar zonderden zij zich beiden af, wanneer zij zonder gasten waren.

Ja, dat alles moest hij schrijven, Hulda was er verzekerd van; maar... wellicht voegde hij er bij, dat zijn terugkeer aanstaande was, dat de tocht ter vischvangst, die de Bergsche zeelieden zoover van hun geboortegrond voerde, zijn einde naderde.

Vooral waren die gebaren overvloedig, want spraakzaam scheen hij niet te zijn. Het mocht inderdaad als op te lossen raadsel gesteld worden, of zijne veeleischendheid geweten moest worden aan een bedorven maag, of aan zijn knorrig karakter? Noch vrouw Hansen noch Hulda konden daar bescheid op geven. Zij waren dan ook wanhopend.

Professor Silvius Hog wenkte Hulda en haren broeder om nader te treden. Hij praatte nog met hen over Ole Kamp en vertelde hun alles, wat zijne levendige verbeelding min of meer aantrekkelijks scheppen kon, en hij sprak daarbij met eene overtuiging, die op zijn minst zonderling genoemd mocht worden, na den brief van den heer Help Junior. »Neen," zeide hij, »ik heb er een voorgevoel van.

Maar het kan niet genoeg herhaald worden, dat stukje papier was voor Hulda Hansen geen loterijbriefje, geen middel om baatzuchtige gevoelens te bevredigen, het was de laatste brief van Ole Kamp, van den man, dien zij innig lief had gehad, en nog had, en haar hart zou gebroken zijn bij de gedachte alleen, dat zij dien brief uit hare handen zoude geven. Neen, neen! dat kon zij niet!

»Ja, de reden van dat voorgevoel kan ik niet opgeven. Nu, wij zullen zien, wie gelijk heeft, gij of ik." »Gisteren heeft die vreemdeling Dal verlaten, nietwaar, Hulda?" »Ja, Joël. Hij is des morgens heel vroeg vertrokken. Het was ternauwernood dag." »Wie was het? Zeg, weet gij daar ook iets van?" »Niet anders dan dat hij van Drammen afkomstig was." »Van Drammen?" »Ja, hij schijnt daar te wonen."

Eens, dat deze vier personen in de groote zaal van de herberg van vrouw Hansen vereenigd zaten, sprak Ole Kamp plotseling, zonder overgang of zonder eenige andere voorbereiding. »Daar valt mij iets in, Hulda. Luister, eene goede gedachte, kindlief." »Welke gedachte?" vroeg het jonge meisje, terwijl zij den jongen zeeman aankeek.

Ongetwijfeld het eeuwige liedje: dat hij Hulda steeds liefhad, zooals Hulda hem steeds zou liefhebben, dat hunne gedachten in weerwil der afwezigheid, in weerwil van den afstand, die hen scheidde, in elkander smolten en dat hij naar den dag smachtte, die zijne aankomst te Dal zou verlichten! De brieven van geliefden zijn toch veelal uiterst eentonig.

Maar wat er ook moge gebeuren, vier en twintig uren nadat ik ontscheept zal zijn, zal ik te Dal zijn aangekomen, daar kan mijne dierbaarste Hulda verzekerd van zijn. Wees evenwel niet te zeer verbaasd, wanneer ik vroeger mocht aankomen. Gij zult wel kunnen begrijpen, dat het ongeduld om bij u te zijn, mij geen oogenblik rust zal gunnen.

»Er is iets dat mij toefluistert: de Viken zal weldra wederkeeren!" »De Heer verhoore u!" »En waarom zou hij mij niet verhooren? Hij hoort en ziet alles.... Ja, ik wil de bruiloft van Hulda bijwonen, daar ik toch reeds genoodigd ben." »Maar, zult gij kunnen?" »De Storthing zal genoodzaakt zijn mijn verlof met eenige weken te verlengen.