United States or Benin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij moeten dus hier afscheid nemen van onze paarden en onze tsjarvadars, en onze reis te water vervolgen. Na veel moeite en haspelen, bezorgt de sheihk van Awas ons een vaartuig, waarmede wij de Karoen zullen afzakken tot Mohammerah. De boot is wel erg smal, en wij moeten niet veel beweging maken, willen wij haar niet doen kantelen, maar wij naderen toch gaandeweg de plaats onzer bestemming.

Naar Bassorah te gaan schijnt zeer eenvoudig; een roeiboot heeft niet meer dan vier uur noodig om den afstand af te leggen die Mohammerah van Bassorah scheidt. Maar de reizigers en de goederen, die uit Perzië komen, moeten op den turkschen oever eene quarantaine van tien dagen ondergaan, zoo het heet als voorzorgsmaatregel tegen de pest.

Vier uren na ons vertrek van Mohammerah, verlaten wij den rechteroever, steken de rivier dwars over en leggen aan bij een dicht begroeid banaanboschje. Van hier bespeurt men in de verte de masten van verscheidene schepen, die in haven voor anker liggen.

Eensklaps is het nacht, eene kalme, majestueuse nacht, vol rust en heilige stilte. Wij houden stil te Mohammerah. Deze haven, die wij, van Boeshir komende, reeds langs zijn gevaren, ligt aan de uitmonding van den Karoen, eene niet onbelangrijke rivier, die van de bergen van Kurdistan afdaalt en een ongelukkig zeer weinig gebruikten gemeenschapsweg vormt tusschen Susiane en de Perzische-golf.

Om tien uren kwamen wij aan een kamp van nomaden, waar wij ten minste in eene tent konden overnachten. Van dit kamp tot aan Veïs is de weg bezaaid met ruïnen van verschillende gebouwen uit den tijd der Sassaniden. Veïs is het eenige dorp van eenig belang, dat wij sedert ons vertrek van Shoester hebben ontmoet; het drijft een vrij levendigen handel met Mohammerah.

Te Mohammerah huurden wij een ander vaartuig en zetten koers naar Bassorah. Die tocht duurde niet lang: toen het vaartuig de monding van de Karoen naderde, bespeurde ik op den Tigris eene fraaie boot, van wier mast de driekleurige vlag waait. Dat was de Escombrera, de boot, waarop ik voor onze terugreis had gerekend.

De zeer steile oevers der rivier zijn als het ware door de natuur zelve gebouwde kaaien, waaraan al de vaartuigen aanleggen, die de granen van Arabistan te Mohammerah komen lossen. Wij hebben het vloedgetij afgewacht, waarvan de werking zich tot meer dan dertig kilometers boven de haven doet gevoelen, en zijn eindelijk te middernacht de wateren van den Karoen opgestoomd.

Wij zullen ons met den stroom laten afdrijven, want de boot heeft noch riemen, noch zeilen, noch touwen om haar te trekken. Hoe lang de tocht duren zal, kunnen wij zelfs niet gissen, want wij weten volstrekt niet waar wij zijn. 2 December. Mohammerah!

Mohammerah, zoo heet dit stedeke, werd in 1856 door de Engelschen genomen, en vervolgens bij de regeling der grenzen tusschen Turkije en Perzië, aan dat laatste rijk teruggegeven. De ontmantelde aarden wallen vertoonen nog de sporen der engelsche bommen.

Een eind voorbij Mohammerah liet de gezagvoerder van de Pendjab, op ons verzoek, eene boot uitzetten, die ons naar het armoedige dorp Feliëh bracht, waar een sheikh woont, voor wien Çahabi-Divan ons bijzonder dringende aanbevelingsbrieven heeft mede gegeven. Op onze vraag of hier eene karavanserai was, bracht men ons rechtstreeks naar de woning van den sheikh.