United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


De veeren van de bovenzijde zijn roestbruingrauw met bruine randen, in het midden zwart en aschgrauw gevlekt; de kruin en de achterhals zijn grijsachtig hemelsblauw; de vier of drie dwarsstrepen, die de zijden van den hals versieren en samen een korten dwarsband vormen, zijn zwart met zilverkleurigen zoom; de voorhals, de krop en de bovenborst zijn wijnrood; het blauwachtige roodgrijs van de overige onderdeelen gaat allengs over in grijs-wit op den stuit; de toppen van de buitenste staartpennen zijn wit; de slagpennen zijn zwartachtig grijs, de armpennen met aschkleurig blauw waas, de schouderveeren zwartachtig met breede, roestroode randen.

De grondkleur van zijn kleed is donker metaalachtig groen; de kop en de hals zijn zwart, op de wangen met een donkerbruinachtig violet waas; het onderste deel van de borst en de buik zijn licht groenachtig geel; een dwarsband op het midden van den buik en ook de staartwortel tot aan den rug zijn rood; de staart is aan de bovenzijde zwartgroen, aan de onderzijde grijsgroen.

De bovendeelen zijn dof olijfgroen, welke kleur op de buitenzoomen der zwarte slagpennen in dof groenblauw overgaat; de veeren van het voorste en bovenste deel van den kop zijn karmijnrood, die van den achterkop zwart; zwart zijn ook de zijden van den kop met uitzondering van twee zwavelgele strepen, een smalle boven en een breede onder het oog; de eveneens zwavelgele plek op kin en keel is van achteren begrensd door een donker karmijnroode dwarsband, waarop weder een oranjegele band volgt; de overige onderdeelen zijn geelachtig wit, met breede, donker appelgroene, overlangsche schaftvlekken geteekend.

De voorkop tot aan den voorrand van het oog, de teugel, de zijden van den kop en de kin zijn kastanjekleurig roodbruin, de bovenkop, de hals en de onderdeelen geel, de bovendeelen olijfkleurig geel, de slagpennen olijfbruin, de buitenvlag met een olijfgelen, de binnenvlag met een breederen, zwavelgelen rand; de gele spitsen van de grootste bovendekveeren vormen op den vleugel een dwarsband; de staartveeren zijn bruinachtig olijfgeel, aan de buitenvlag en aan de spits met olijfgelen zoom.

De geheele bovenzijde is tamelijk gelijkmatig donkerbruin, de onderzijde, bij de bovenborst beginnend, licht aschgrauw, langs de schaften bruinachtig gestreept; de wit gezoomde, verlengde, smalle en puntige veeren van de kruin vormen geen kuif, maar zijn toch een weinig opgeheven; de veeren van den rug, voor zoover zij onder de toegevouwen vleugels verborgen zijn, hebben een blauwgrijze kleur; de slagpennen zijn zwartbruin, de handpennen, op de eerste na, ieder met een groote, witte, vierhoekige vlek op de binnenvlag geteekend, welke vlekken gezamenlijk een dwarsband vormen, de middelste stuurpennen lichtbruin; de eveneens lichtbruine topgedeelten van de vier buitenste paren stuurpennen zijn door een breeden, witten dwarsband van de roetkleurige wortelgedeelten gescheiden.

Een smalle zoom aan den wortel van den bovensnavel, het voorste deel van de kruin en een met beide plekken samenhangende, breede teugel- en oorstreep, benevens een zeer breede dwarsband over den krop zijn zwart.

De veeren zijn op de bovenzijde leemkleurig; op het midden van den rug, de schouders en de vleugels wisselen zwarte en geelachtig witte dwarsstrepen met elkander af; de kuif is donker roestkleurig leemgeel, iedere veder met zwarte spits; de onderdeelen zijn hoog leemgeel; de buik is met zwarte, overlangsche vlekken geteekend; de staart is zwart met een witten dwarsband ongeveer op het midden.

De bovenkop en de nek zijn zwart met zwakken, goudkleurigen weerschijn, de bovendeelen metaalachtig groen, de keel, de voorhals en de krop blauwgroen; de overige onderdeelen, die door een smallen, witten dwarsband van de donkere bovenborst gescheiden zijn, hebben een fraaie, kaneelbruine kleur; de beide onderste reeksen van bovendekveeren van den vleugel en de dekveeren van den staart zijn, zooals bij de meeste Glansspreeuwen, met ronde, fluweelachtige vlekken versierd, die twee dwarsbanden vormen.

Het metalen dak van een vischdrogerij is bedekt met kleine opengesneden en schoongemaakte kabeljauwen, witachtige driehoeken met een grijzen dwarsband en die alleronaangenaamst ruiken. Alles hier doet denken aan vroegere tijden, zooals oude sagen ze oproepen. Op weinig uitzonderingen na hebben de bewoners geen familienamen, net als in een ver verleden.

Bij het mannetje is de zwarte hals geteekend met een van de ooren naar den gorgel afdalenden, witten ringband en heeft de krop een breeden, witten dwarsband; het aangezicht is donkergrijs, de bovenkop licht geelachtig met bruine vlekken, de mantel op licht roodachtigen grond in dwarse richting zwart gevlekt en gegolfd; de vleugelrand, de boven- en onderdekveeren van den staart en de veeren van de onderzijde zijn wit, de handpennen aan den wortel wit, aan de spits donkerbruin, de bovendekveeren van den vleugel en de staartveeren wit, dichtbij de spits met twee banden versierd.