United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Binnen de stad zelf is het eenige oude monument de doergah van Kowjah-Sayed: een der meest gevierde heiligdommen van het mohammedaansche Hindostan. De doergah bevat het graf van den hoogvereerden Kowjah-Sayed, den eersten prediker van den islam aan de ongeloovige bewoners van Ajmeer.

Vandaar de naam der stad, die sommigen Aja-Mer, de berg van den herder, of Aji-Mer, de onverwinlijke berg, noemen. In 1191 maakte de Sultan Shahab-Oedin zich meester van Ajmeer, in 1559 voegde Akbar ook dit gewest bij het rijk van den Groot-mogol. De latere lotgevallen van de stad vermeldde ik reeds.

In het jaar 527 van de hedsjra in Sijistan geboren, kwam hij te Ajmeer met den veroveraar Koetub en bleef daar tot aan zijn dood. Hij had, toen hij stierf, den eerwaardigen ouderdom van honderd-acht jaren bereikt. Zijn leven was eene opeenvolging van vrome daden en van wonderen, die de stof hebben geleverd voor tallooze legenden.

Maar zoo het uiterlijk voorkomen van Nusserabad weinig opwekkend is, wijkt die indruk toch spoedig bij nadere kennismaking: de talrijke bezetting maakt zich hier het leven zoo aangenaam mogelijk, waartoe zeker de nabijheid van Ajmeer en de tegenwoordigheid van een aantal Europeanen zeerveel bijdragen.

Nevens deze groote ruime bazars, de schepping der Engelschen, breidt zich een net uit van nauwe, kronkelende, schilderachtig verwarde straten en stegen, altijd opgevuld met eene luidruchtige menigte. De kunstenaar vindt daar eerst het ware, echte Ajmeer en weinige steden van het Oosten, Kaïro daaronder begrepen, kunnen een verrassender, bekoorlijker aanblik opleveren.

Ajmeer ligt in eene bekoorlijke vallei; aan de eene zijde breidt de stad zich uit langs den oever van eene schilderachtig meer, de Ana-Sagur; aan de andere zijde leunt zij tegen de hellingen van een prachtigen berg, op welks top zich het fort Teraghur verheft. De schoone ligging en het heerlijke klimaat lokten al vroeg de mongoolsche keizers, die de vallei met hunne paleizen en parken vulden.

Wat hier ook van zij, de oude tempel van Ajmeer, later in eene moskee herschapen, is een hoogst merkwaardig kunstgewrocht; en het is treurig te zien, hoe dit monument gaandeweg in een bouwval verandert: over weinige jaren zal er zoogoed als niets meer van over zijn; en den Engelschen zal met recht het verwijt treffen dat zij een gedenkteeken hebben laten vervallen, zelfs door de wilde horden van Turkestan ontzien en met eerbied behandeld.

Want de tijger, schoon in gewone omstandigheden eer lafhartig dan moedig en zoolang mogelijk de voorkeur gevende aan de vlucht, wordt toch, als hij eenmaal gewond en in de engte gedreven is, een allergevaarlijkste tegenpartij, die niets meer ontziet en geen gevaar kent. Den 30sten Maart begeven wij ons op weg naar Ajmeer, waarvan wij nog slechts vijftien mijlen verwijderd zijn.

Ten negen uur trekken wij, door eene der oude poorten Ajmeer binnen, en verliest zich onze karavaan in smalle en schilderachtige bazars, die op het eerste gezicht aan die van Kaïro herinneren.

Te Ajmeer aangekomen, haast ik mij, het geleide, dat de rana ons gegeven had, terug te zenden, en den koning tevens kennis te geven van de wijze, waarop wij onderweg zijn ontvangen geworden; vervolgens geef ik den majoor Davidson bericht van onze aankomst. De majoor zond ons aanstonds een zijner rijtuigen, en stelde zich geheel te onzer beschikking voor het bezoeken der stad en hare omstreken.