United States or Saudi Arabia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar woont in een der haast niet bruikbare kamers de nieuwe pastoor, een vroolijk, voorkomend, aangenaam man, de broeder van den zoo even genoemden abt, van wien de amerikaansche reiziger ons zoo veel goeds vertelt. De inwoners van Ticul zijn zeer vriendelijk en ontvangen ons met groote hartelijkheid.

Don Antonio gaat met ons naar de hacienda Santa-Ana, waarvan hij administrateur is; wij zullen daar ons hoofdkwartier vestigen, en de volans-cochés zullen ons, langs den nieuw geopenden weg, naar de ruïnen brengen. Santa-Ana ligt vier mijlen van Ticul verwijderd; Kabah ligt nog een mijl verder.

Van Merida begeven wij ons naar Ticul in het zuiden, om vandaar uit de fraaie ruïnen van Kabah te bezoeken. Van dezen tocht is niets te zeggen: het landschap van Yucatan is bij uitnemendheid eentonig, de eene weg gelijkt volmaakt op den anderen.

Evenmin als elders in Yucatan, vindt men ook hier een hotel; maar in de kleine tienda, waarin wij onzen intrek nemen, vonden wij eene goede bediening en eene vrij wat betere tafel dan te Merida. Daar ontvangen wij geregeld bezoek van eenigen der voornaamste burgers van Ticul, die ons helpen bij onze studie en met wie wij onze avonden op de aangenaamste wijze doorbrengen.

Vermoeid van het oorverdoovend geraas, van valsche muziek en eindeloos herhaalde dansen, keer ik naar Ticul terug, waar ik tijding hoop te vernemen van mijne werklieden. Bij mijne tehuiskomst hoor ik inderdaad dat de weg naar de ruïnen gebaand is, en dat ik vertrekken kan wanneer het mij behaagt.

Des avonds omstreeks vijf uren komen wij te Ticul, waar, door de goede zorgen van onzen vriend Don Antonio Fajardo, voor ons een huis in gereedheid is gebracht, dat wij aanstonds betrekken. Ticul mag in waarheid eene stad worden genoemd; welvarend en mooi, goed gelegen, niet ver van de heuvelreeks, die van het noordwesten naar het zuidoosten het schiereiland doorsnijdt.