United States or São Tomé and Príncipe ? Vote for the TOP Country of the Week !


I. Schoudergordel, bestaande uit: I. Bekkengordel, bestaande uit: Schouderblad, Heupbeen, Sleutelbeen, Schaambeen, Ravenbeksuitsteeksel. Zitbeen. II. Opperarm: II. Bovenbeen: Opperarmbeen. Dijbeen. III. Benedenarm: III. Benedenbeen: Ellepijp, Scheenbeen, Spaakbeen. Kuitbeen. IV. Hand: IV. Voet: 2 rijen handwortelbeenderen. 2 rijen voetwortelbeenderen. Eene rij middelhandsbeenderen.

De bedoelde beenderen ontstaan, doordat de pezen van de buitenste schuinsche buikspier, die van voren op het schaambeen ontspringen, verbeenen; deze zijn ook bij het mannetje aanwezig, maar mogen toch beschouwd worden als geschikt om door het steviger maken van den buikwand de jongen, die in den buidel aanwezig zijn, te beschutten tegen de drukking van de buikingewanden van hun moeder.

Het zitbeen wordt verdeeld in drie deelen: het lichaam, den neerdalenden tak en den opklimmenden tak. Het lichaam vormt het onderste gedeelte van de heupkom. Het schaambeen wordt verdeeld in een horizontalen en een neerdalenden tak. Met een breede, ruwe vlakte, Fig 3. h h, grenst hij aan den gelijknamigen tak van de andere zijde en is daarmede verbonden.

Het vrouwelijke heupbeen is van het mannelijke te onderkennen door een korter en smaller darmbeen en een korter zitbeen; daarentegen is de horizontale tak van het schaambeen langer. De zitbeenknobbels zijn bij vrouwen verder van elkander gelegen dan bij mannen. Men verdeelt het bekken in het groote en het kleine bekken. Het groote bekken vormt als het ware een voortzetting van de buikholte.