United States or Suriname ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoolang de Kruisbekken naaldboomzaden kunnen vinden, zoeken zij geen ander voedsel; in geval van nood eten zij zaden van eschdoornen en haagbeuken, ook wel oliehoudende zaden; bovendien maken zij te allen tijde zeer gaarne gebruik van Insecten, vooral van bladluizen, die zij ook in de tuinen en boomgaarden van de dorpen der wouden gaan opzoeken.

Een noodzakelijk gevolg van hun drukken arbeid op de harsrijke takken en kegels van naaldboomen is, dat de Kruisbekken zich dikwijls op een zeer ongewenschte wijze bevuilen.

Het mannetje, wiens wijfje zooeven gedood werd, blijft soms verbluft en treurig zitten op den tak, waarvan zijn gezellin werd neergeschoten, of keert, haar zoekend, herhaaldelijk terug naar de plaats waar het onheil voorviel. Alle Kruisbekken worden, nadat zij meermalen treurige ervaringen van de arglistigheid van den mensch hebben opgedaan, gewoonlijk zeer schuw.

Deze soort, die Siberië en Noordelijk Rusland bewoont, komt zwervend na den broedtijd in kleine troepen naar anderen Europeesche landen. Ook Nederland wordt in sommige jaren door haar bezocht. De Kruisbekken behooren tot die leden hunner klasse, welke mijn vader zeer eigenaardig "Zigeuner-vogels" heeft genoemd.

Wanneer in aaneengeschakelde wouden de sparren- en dennenzaden zich overvloedig ontwikkeld hebben, hoort men het aan de vogelaars van die gewesten welbekende "göp göp," "giep giep" of "tsok tsok" van onze Vogels of ook wel het gezang van het mannetje, dat door velen zeer aangenaam wordt geacht. De Kruisbekken zijn aangekomen en hebben het bosch in bezit genomen.

Het lichaam van de Kruisbekken, die lang achtereen niets anders dan zaden van naaldboomen gegeten hebben, wordt zoo met hars doordrongen dat het na den dood geruimen tijd weerstand biedt aan de verrotting.

Gewoonlijk zingt de Groote Kruisbek beter dan zijn kleinere verwant; het lied van dezen heeft echter veel overeenkomst met dat van genen. Het bestaat uit een luid voorgedragen strophe, waarop verscheidene kweelende, zwakke en niet ver hoorbare tonen volgen. Het voedsel van de Kruisbekken bestaat hoofdzakelijk uit de zaden van de boomen van het woud.

Deze stokken worden vóór het aanbreken van den dag in den grond gestoken op vrije, open plekken in het woud; een kooi met een lokvogel er in wordt er onder opgehangen. Alle voorbijvliegende Kruisbekken komen in de nabijheid van den stok om naar hun roependen en lokkenden kameraad te gaan kijken. Vele gaan op den kunstmatigen struik zitten en blijven gewoonlijk aan een van de lijmroeden vastkleven.

Zittende Vogels roepen gewoonlijk "tsok" om de voorbijvliegende soortgenooten uit te noodigen bij hen te komen zitten; men hoort het soms ook van vliegende Kruisbekken. Het klinkt krachtig en vol; de lokvogel moet vooral dit geluid voortbrengen. Het gezang van het mannetje wordt door vele menschen aangenaam gevonden.

Zijn domheid is echter op verre na niet zoo groot als die van den Kruisbek, want, hoewel de nog overige leden van een gezelschap Goudvinken, waarvan er één door een schot gedood werd, daarna soms neerstrijken op of naast den boom, waarin zij aanvankelijk zaten, is het mij toch nooit voorgekomen, dat een ongekwetste Goudvink na een schot bleef zitten, welk geval zich daarentegen bij de Kruisbekken dikwijls voordoet.