United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Om deze opvattingen te grondvesten en de afklimming en vereenvoudiging der organisatie duidelijk te doen uitkomen zullen wij nu snel in averechtsche richting de verschillende klassen der ongewervelde dieren doorloopen. Weeke, ongelede dieren, door kieuwen ademend, in het bezit van een "mantel". Geen overlangsche zenuwknoopstreng of ruggemerg.

Alvorens ons nu bezig te houden met de trapsgewijze afdaling en vereenvoudiging van de dierlijke organismen bij het voortschrijden van de meest samengestelde naar de enkelvoudigste, willen we eens den werkelijken staat van hun indeeling en ordening nagaan en de beginselen, die men bij de opstelling daarvan heeft gebruikt; dan zullen wij de bewijzen voor bedoelde afklimming beter kunnen volgen.

De radiaten dragen ook hunnerzijds bij tot de bewijzen voor de algemeene trapsgewijze afklimming der dierlijke organisatie; men ontmoet bij hen een nieuwen vorm en rangschikking der deelen, sterk afwijkend van die in de vorige klassen. Overigens schijnen zij gevoel, spierbeweging en geslachtelijke voortplanting te missen.

Plaatst men dus aan het hoofd van de dierenreeks de meest volkomene, dan vertoont zij een werkelijke afklimming in bewerktuiging, aangezien na de eerste vier klassen alle volgende dieren een geraamte missen en bijgevolg onvolkomener georganiseerd zijn. Maar dat is niet alles: onder de gewervelde dieren zelf wordt die afklimming ook opgemerkt.

Dit welbekende en inderdaad onweerlegbare feit wordt het eerste bewijs voor de aan te toonen afklimming, want het is er de wezenlijke voorwaarde voor. Een ander bewijzend feit daarvoor is het volgende: De eerste vier klassen van het dierenrijk bevatten dieren, zonder uitzondering met ruggegraat, welke bij alle andere ten eenen male ontbreekt.

Kortom, het is duidelijk, dat ook deze dieren van hun kant de trapsgewijze afklimming, welke wij in het heele dierenrijk nagaan, bevestigen. Bij een hoofd-indeeling dezer klasse zullen we zien, dat de z.g. beenvisschen meer volkomen zijn dan de kraakbeenachtigen.

Ofschoon deze dieren over het algemeen nog zeer weinig bekend zijn, zoo bewijst nochtans hun organisatie, dat ook voor hen de wet der degradatie of trapsgewijze afklimming geldt, wijl ze bij de weekdieren ten achter staan door het bezit van een zenuwknoopenstreng en bij de cirripedia door het gemis van een mantel.

Wat betreft de trapsgewijze afklimming der organisatie, die wij voor de geheele dierenreeks navorschen, deze is bij de arachniden al bijzonder duidelijk; deze dieren bevestigen haar ook weer door hun minder volmaakte ademstelsel dat bij de longen, zelfs bij de kieuwen ten achter staat en door hun onvoltooiden bloedsomloop, blijkbaar nog in aanleg.

Nochtans bezit geen dezer dieren echte longen. Terwijl de weekdieren door hun algemeenen bouw, die onder dien der visschen staat, ook hunnerzijds de afklimming in de dierenketen bewijzen, zoo is deze onder de weekdieren onderling veel moeilijker aantoonbaar, want onder de zeer talrijke en uiteenloopende diervormen dezer klasse valt de onderscheiding zwaar tusschen 1e. wat op rekening komt van die onderhavige afklimming en 2e. de gevolgen van de woonplaatsen en levenswijzen der dieren.

Nu is het werkelijk onder de zoogdieren zelf vrij moeilijk, onderscheid te maken tusschen datgene, wat inderdaad behoort tot de door ons onderzochte trapsgewijze afklimming en de gevolgen van omringende omstandigheden, van levenswijze en sinds langen tijd aangenomen gewoonten.