1 - 6 a 6
Op u beroep ik mij, uw getuigenis roep ik in, doorluchte Geneesheeren, wier wijsheid dezen kring luister bijzet, wier zegenrijke hand dezer stad de gave eener onverstoorde gezondheid toebedeelt!
Of schijnt hij dan niet ondankbaarder dan de ondankbaarheid zelve en bijna het leven niet waard, die de geneeskunde, welke naast God de voortbrengster, beschermster, behoudster en verdedigster van ons leven is, niet lief heeft, hoogacht en met bewondering en eerbied tot haar opziet? Wier hulp allen immers te allen tijde noodig hebben?
De grondstoffen, krachten, de wijze van werken der geneesmiddelen en, wat toch wel in elk dat is, waarin de grootste macht schuilt, ontgaan den scherpzinnigste zonder scheikundige analyse. Waartoe zou ik nu melding maken van die veelvuldige kwalen der stervelingen, wier behoorlijke geneesmethode alleen de Scheikunde aan de hand doet?
Slechts dit zult gij wel zoo vriendelijk zijn te willen aanhooren, dat HIPPOCRATES met de gansche schare van Babyloniërs, Egyptenaren en Grieken, wier voetstappen hij volgde, en de geheele Grieksche school, die van hem uitging, niets anders dan de beide genoemde groepen van lichaamsdeelen hebben kunnen ontdekken.
Huius utilitate mortalium omnis vita constat. Nam fac abesse morbos, fac omnibus prosperam adesse valetudinem, tamen hanc qui poterimus tueri, nisi medicus ciborum salutarium ac noxiorum discrimen, nisi totius victus, quam Graeci diaetam vocant, rationem doceat? Wier hulp allen immers te allen tijde noodig hebben?
Opdat er echter in het geheel geen plaats voor twijfel overblijve, moet nog een ander bewijs er aan worden toegevoegd, dat hen zal overtuigen, die misschien zullen aanvoeren, dat er verscheidene andere hulpwetenschappen bestaan, wier aanzien, ofschoon de meer edele wetenschappen haar bijstand behoeven, toch niet zoo groot is, dat zij in de lijst van deze worden opgenomen.