United States or Gibraltar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kijk! zoo’n half kelkje

’t Is ook een eerste kemediant geweest; ze vertelle van hem, dat ie vroeger bij ’n Fransche opera gezonge heit en gespeuld en later is ie zooveel als sefleur geworde. O Gunst! juffrouw, dat’s zoo’n mirakel van ’n vent. Hij heit nog één haar en één tand en de rest is beentjes met ’n jas vandankie meneerer over. ’n Liefhebber van een slokkie, erg! Maar vinnig, als ’t er op ankomt ook.” „Zoo?

Uit beleefdheid en omdat hij toch waarachtig zoo’nuitstekend nette ventis, lachen enkele gasten die hem kennen om die anecdoten, al zijn ze ook even oud als zijn gewoonte om vóórdat hij begint te vertellen te zeggen: „Misschien kennen de heeren en dames deze aardigheid al, maar...”

Voorzichtig brengt Pietersen de hand, met middelvinger en duim tot grijpen vooruitgestoken, naar ’t glaasje, dat hij knipoogend toelacht; maar op ’t oogenblik dat hij ’t aanvatten zal, vraagt hij hoffelijk, met een licht kuchje: „Et vous, mon Directeur? Neem je niet zoo’n klein, petieterig beetje? Je ziet er zoo betrokken, zoo koud uit.”

Ja! je ken nog wel zien, dat ie kemiekig is, vooral als ie zoo buigt; anders is z’n gezicht eigentlijk meer mankeliekig, als je ’m zoo ziet.” „Nou!” „Zoo’n beetje verloopen ook, ?” „Nou! ’t is een echte ouwe narigheid op sloffen; maar tusschenbeien zeit ie toch nog wel ereis ’n grappie.” „Och kom!” „Ja, als Pietersen komt.” „Wie is Pietersen?” „O! ken je dien nog niet?” „Neen!”

Ho, vadertje! wacht nog even; ik wou je nog één raad geven. Je moet naDe Vrekeen grappig nastukje geven, zoo een van je ouwe comische rollen; er zijn nog genoeg lui, die je vroeger in die rollen gezien hebben en die zoo’n dolligheid nog eens weer willen zien, b. v. de zuster van Jocrisse.

Arme ziel!” dacht Dirk, „je hebt toch ook je portie; ’k zal zorgen, dat je ten minste niet zonder woning bent. Zoo’n rijke kerel, die ’t verloren heeft, zal er misschien niet eens verlet van hebben; en ik...” Hij sliep in. Den volgenden dag wisseldede mankebij een winkelier in de buurt een bankje van vijf en twintig gulden en betaalde den huisheer.

Ja, dat kan wel wezen; hij was ten minste lang niet goed ’s avonds; onder weg had hij nog zoo’n soort van flauwte. Och kom! is hij toen naarder geworden?” „Heel erg; hij zit pas sedert een dag of drie op.

Ja! ja! ja! je hebt gelijk, maar schreeuw mijn kind niet wakker: je hebt zoo’n harde stem. Zij rust nu en dat is al genezing, weet je?

Eigenaardig is het, dat hij dit goede doel nooit uit ’t oog verliest bij families, waar hij zijnvasten dagheeft, en treffend is het om te aanschouwen, hoe hij op dievaste dagenprijs stelt. Ontvalt hem zoo’n steunpilaar van zijn bestaan, oogenblikkelijk ziet hij rond naar een plaatsvervanger.