United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Niet van alle geestelijke poëzie, welke wij meenen te mogen brengen tot de 13de eew, kunnen wij aantoonen dat zijn ontstaan is uit eene terugwerking der ridderpoëzie. Trouwens, ook werken als het Leven van Sinte Lutgarde en Van den Levene ons Heren zijn natuurlijk niet voortgebracht louter uit begeerte om tegenover de ridderromans geestelijke poëzie te plaatsen.

Zoo ook wendingen der verhalende volkspoëzie als: "Doe sprac een jode: Heren, hort na my"; het afgebrokene in den zinbouw, den korten vleugelslag van des dichters gedachten .

Tot morgen dan, Mijne heren. Vergeeft mij dat ik u zo spoedig verlaat. Hare Majesteit wacht mij ik mag niet beiden. De Heer hebbe u in zijn hoede!" Hij verliet de zaal bij deze groet. "De Hemel zij gedankt, Mijne heren," sprak Gwyde. "De Koning is ons genadig; nu mogen wij getroost en verheugd ter ruste gaan.

Mijne heren! Gaat en bereidt uw scharen tot de tocht: wij gaan zo spoedig mogelijk vertrekken." Na enige ogenblikken verlieten zij allen de tent, om het bevel van hun overste te volbrengen.

"Mijne heren," riep Robert d'Artois, "dit is een schone gelegenheid: wij konden niet beter wensen, al de Vlamingen zijn bij Kortrijk te saamgelopen. Wij gaan erop aanvallen, en zo straffe mij God, indien er veel ontvlieden: de voeten onzer paarden zullen over dit slechte volk recht doen. Gij, bode, blijft in het leger, morgen zult gij met ons te Kortrijk zijn. Nu nog een teug voor de laatsten.

Die avond, in Het huis van Commercie, omringd van een groep dorpelingen die het nieuws van de aangekomen brieven daar aangelokt had, praatten die heren langdurig over de gewichtige gebeurtenis.

Maerlant's Werken door Dr. J. TE WINKEL, bl. 405 vlgg. In het gedicht Van den Levene ons Heren, vs. 15, wordt onder de romans waartegen de dichter waarschuwt, opgenomen die Van Pyramuse, hoe hi sijn leven Verloos.... In de Oudfransche literatuur bestond een roman van dien naam. Zie JONCKBLOET'S Inleiding op Deel II, p. Vgl. o.a. III, 22557 vlgg.; IV, 2149-'50. Tijdschr. v. N.T. en L., XIII, 38.

De dichterlike richting waarin Chrestien die »Bretonse" stof vorm had gegeven, werd voortdurend meer en meer karakteristiek voor die geweldige massa van »Bretonse Romans". Aan de ene kant vinden wij daarin een zeer realistiese, lustig-frivole schildering van de zeden van de adel en van het ongebonden, avontuurlike leven langs 's Heren wegen.

Ik heb nooit gezien dat een kat vanzelf in de zak kruipt, maar bij de duivel, ik zal het eer weinig te Compiègne kunnen zien, of het feilt mij aan gezond verstand." "Zijt gij heel zeker van hetgeen gij zegt, Diederik? Spot niet, gij bedroeft mij." "Zeker? Gelief in de zaal te gaan. Gij zult al de heren bij onze Graaf uw Vader zien.

"Komaan, De Chatillon," morde De St.-Pol tegen zijn broeder, "stijg op het ros van uw schildknaap en laat ons gaan, want Mijnheer De Valois is een ongelovige volksgezinde." Intussen hadden de schildknapen hun wapens in de schede gestoken, en waren zij nu bezig met de paarden hunner meesters vooruit te brengen. "Zijt gij klaar, Mijne heren?" vroeg De Valois.