United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan kreeg niemand boter op het brood, en voor het geld, dat Moeder daardoor bespaarde, werd er brood gekocht voor een arm huisgezin. De kinderen hadden er allemaal plezier in, uit hun eigen mond iets voor arme kinderen te sparen, en beurt voor beurt mochten ze dan op dien dag een groot wittebrood zelf brengen.

Was Tante Mientje ziek, en Moeder zei: "Lies, ik zou 't wel aardig vinden, als je Tante eens wat voor ging lezen, de stumper mag met dit mooie weer de deur niet uit, dan was 't: 'Ik heb geen boek!" "Je hebt immers zooveel boeken!" "Ja, maar die heb ik allemaal al gelezen!" Zij had ze allemaal gelezen, maar Tante Mientje niet. Met de schoolmeisjes kon ze niet opschieten.

Dit waren allemaal broers, want ze waren uit één en denzelfden ouden tinnen lepel gemaakt. Zij hielden hun geweer in den arm en hun hoofd recht; en hun uniform was rood en blauw.

Hedwig had daarop wel lachend het papier naar zich toe getrokken en gezegd: "Allemaal maar flink de handen uit de mouw steken, moedertje, en niet in dit paleis blijven wonen, dan zal het wel gaan," maar Clärchen had toen toch heel goed gezien dat ook Hedwig zeer bezorgd was.

En nu ik ziek ben kan je zoo veel voor mij doen. MEVR. ALVING. Ja, niet waar, Oswald! O ik zou haast je ziek-zijn kunnen zegenen, omdat het je naar mij toe gedreven heeft. Want ik zie het wel; je bent nog niet van mij; je moet gewonnen worden. Jawel, jawel. Dat zijn nu maar allemaal van die zeggetjes. Je moet niet vergeten dat ik een zieke ben, moeder.

Van Meta wat vanille-ijs: Een gletscher in een vat. Mijn makers legden in mijn borst Van sneeuw hun warme min Ik kom van Laurie en van Jo Zoo 'k hoop, u naar den zin. Wat moest Bets lachen toen ze 't allemaal zag? Wat liep Laurie heen en weer om de presenten aan te brengen, en wat grappige toespraken hield Jo bij het overhandigen.

Ik weet niet wat men onder 't woord «groot man» verstaat. 2. Als ik 't wist, zou ik zeker moeite hebben m'n opinie duidelyk te maken aan 't volkje dat gewoon is in 't kleine te wroeten. 3.... maar genoeg! We zullen ons aanstellen, alsof ik, wy, zy, allemaal verstand hadden en 't zelfde verstand van grootemannigheid.

Maar toen zij alles in ééns gezegd en uitgesproken had, met zacht rood aan haar slapen en haar voorhoofd, en hij andwoordde: maar, lieve kind, dat verbeel-je je allemaal maar, je hebt de koorts, je moet wat kalmeeren, toen liet zij hem los en bekeek hem zoo als hij daar was met den tuin om hem heen, zijn blanke voorhoofd en zijn stille korte haar, zijn kalme wangen, zijn gewone oogen en grijze schouders.

«Dat is kluchtigzei de toovenaar. «Ja. Maar wat denk je wel, dat het isvroeg Kriebel-Krabbel. «Kan je het verklaren?» «Nu, dat kan men toch wel zienzei de ander. «Dat is immers Parijs of een andere groote stad; want ze gelijken allemaal op elkaar. Een groote stad is het!» «Het is putwaterzei Kriebel-Krabbel.

En 's avonds in de koffiehuizen en societeiten, in de comedie en op de soireetjes wist ieder er van, en had 't er over. In langen tijd was er dan ook niet zoo iets extra-pikants gebeurd in de stad.... Een getrouwde vrouw, dat gebeurde wel meer, maar een bruid, een bruid op den loop, één dag voor haar trouwen!... En met wien, dat wist nog geen mensch, dat vroegen ze elkaar allemaal....