United States or Georgia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Caesii. Uit de gens Caesia zijn geen beroemde mannen bekend. De lierdichter Caesius Bassus was een vriend van den satirendichter A. Persius Flaccus. Caestus, lederen riemen met looden knoppen er in, waarmede men zich de handen omwond voor het vuistgevecht. Caetra, zie Cetra.

Teos, Teos, ionische stad op de aziatische kust, ten Z. van Clazomenae en ten N.W. van Ephesus, geboorteplaats van den lierdichter Anacreon, daarom spreekt Horatius van Teia fides = anacreontische lier. Omstreeks het midden der 6de eeuw verhuisde een groot gedeelte der inwoners, de perzische heerschappij moede, deels naar het verwoeste Abdera, dat zij herbouwden, deels naar Phanagoria.

Men bedenke, dat de beginnende dramaschrijver, die zijn werk opgevoerd wil zien, zich niet, zooals de lierdichter, vrij kan achten in de keuze van zijn onderwerp; hij moet er een kiezen, waarmede hij weet den bijval der toeschouwers te kunnen inoogsten; het kan zelfs wezen, dat hem er een aan de hand wordt gedaan en hiermede het uitzicht geopend op het spelen van het stuk.

De bevolking was niet oorlogzuchtig, woonde in goed gebouwde huizen en was in kasten verdeeld. Iberus, Iber, rivier in Hispania, thans Ebro, een tijd lang grensscheiding tusschen rom. en carthaagsch Hispania. Ibycus, Ibykos, van Rhegium, grieksch lierdichter, die eenigen tijd aan het hof van Polycrates op Samus leefde en overigens een zwervend leven leidde.

Van Maecenas kreeg hij een klein landgoed, het Sabinum bij Tibur, ten geschenke, dat zijn geliefkoosd verblijf werd. Hij stierf, kort na Maecenas, in het jaar 8, ongehuwd. Horatius bracht als lierdichter het eerst grieksche maten van de oude Grieksche dichters op latijnschen bodem over.

Hij is het, die Arion redde, toen deze beroemde lierdichter en citherspeler over boord sprong, om het gevaar te ontgaan van vermoord te worden door roofzuchtige matrozen; hij nam hem op den rug en droeg hem naar kaap Taenarus.

De lierdichter Archilochus, vaak in één adem met Homerus genoemd, was, omstreeks 640 v. Chr., gesneuveld. Calondas voldeed hieraan en werd toen tot Delphi toegelaten . Zij weigerde echter zulks te doen en verzekerde, koude te lijden daar zij geen baat had van de kleeren die met haar wel begraven maar niet verbrand waren; tevens voegde zij er een identiteitsbewijs bij van zeer intiemen aard.