United States or Ghana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tijdens mijne eerste reis, toonde men mij van ver, achter den berg Abou-Gamel, het dorp Hafara, destijds verwoest en verlaten, ten gevolge van eene noodlottige gebeurtenis, ongeveer een jaar geleden voorgevallen.

De man gaf, ouder gewoonte, ten antwoord: "Hij durft niet." De Basen vertrok, en weken verliepen zonder dat men iets van hem hoorde. Maar op zekeren avond kwam een man van de Basen in Hafara, en had een geheim onderhoud met de vrouw, waarbij hij haar waarschuwde zich tot vertrek gereed te houden, omdat haar vader haar binnen weinige dagen zou komen afhalen.

In weinige oogenblikken was alles afgeloopen, en de vijfhonderd inwoners van Hafara waren uit den slaap in den dood overgegaan. De hoofdschuldige aan deze ramp verloor evenzeer het leven, en zijne weduwe volgde de overwinnaars, die haastig naar hunne bergen terugtrokken.

Een man van Hafara had de dochter gehuwd van een aanzienlijke uit den negerstam der Basen: hetgeen hem echter niet belet had, zich op verraderlijke wijze meester te maken van twee jongelieden uit het dorp van zijn schoonvader, met het openlijk erkende doel om hen als slaven te verkoopen.

Als muzelmannen trokken zij de aandacht van de turksche regeering, die zich in de zestiende eeuw, van Massoua meester maakte, en wier verdere veroveringen in het binnenland door de Belaus krachtig werden bevorderd. Zij zijn tegenwoordig zeer in verval. De Hafara hebben zich te Terefat gevestigd; zij werden in 1859 bijna geheel uitgeroeid.

Tot weerwraak over dezen aanslag, verbonden de mannen van Sabterat en Algheden, de naburen en bondgenooten van de Hafara, zich met de Turken van Kassala, en deden een inval in het gebied der Basen; zij doodden een zestigtal mannen en voerden achttien gevangenen mede, voor het meerendeel jonge meisjes en kinderen, die te Kassala als slaven werden verkocht.

Volgens de overlevering is de eerste de stamvader der eigenlijke Habab; van de beide anderen stammen de twee minder aanzienlijke stammen van Ad-Tekles en Ad-Tamariam af. Belau, Kelau en Hafara waren drie broeders. Zij kwamen waarschijnlijk uit Seraoué, waar men u nog tegenwoordig de zoogenaamde graven der Belaus wijst.

De schoonvader kwam naar Hafara en vorderde de uitlevering van zijne stamgenooten; de ander weigerde, maakte zich driftig, en verklaarde rondweg dat hij ze te Kassala zou verkoopen: hetgeen hij eenige dagen later ook werkelijk deed.