United States or Réunion ? Vote for the TOP Country of the Week !


Art. 8 Conventie 1908 bepaalt b.v. dat het vertalingsrecht evenlang duurt als "het recht op het oorspronkelijke werk"; middellijk is dus ook de inlandsche wet van het betreffende land van invloed, daar deze den duur van het recht op het oorspronkelijke werk bepaalt of althans meehelpt bepalen.

In het algemeen kan hierover nog worden gezegd, dat, indien men er prijs op stelt dat ons land niet alleen lid wordt van het Verbond, maar ook onder de goede leden ervan gerangschikt zal kunnen worden, onze wet zooveel mogelijk op de hoogte zal moeten worden gebracht van de Conventie, en dat men zich niet zal moeten bepalen tot het aanbrengen van die wijzigingen, welke krachtens artikel 25 strikt geboden zijn.

Het recht dient zich aan de bestaande verhoudingen en toestanden aan te passen, en deze verhoudingen en toestanden zijn allicht niet dezelfde tusschen de Nederlandsche persorganen onderling dan tusschen de Nederlandsche en de buitenlandsche. Verschilpunten tusschen onze wet en de Conventie behoeven zooals wij gezien hebben geen aanleiding te geven tot verwarring.

Artikel 16 der Conventie, dat het recht van beslag toekent op "toute oeuvre contrefaite", is zonder eenigen twijfel ook op al deze voorwerpen toepasselijk. Over het beslag op muziek-instrumenten, phonografen enz. houdt art. 13 lid 4 Conventie 1908 reeds eene bijzondere bepaling in; doch ik heb er reeds op gewezen, dat deze naast de bepalingen van art. 16 lid 2 volkomen overbodig was.

Thans mogen de verschillende werken, en de wijzigingen, die de Conventie te hunnen opzichte heeft ondergaan, meer in bijzonderheden worden beschouwd. In de eerste plaats de werken, die van den aanvang af tot de beschermde producten zijn gerekend, dus:

Artikel 30 eindelijk houdt eene bepaling in, die in verband staat met het systeem der facultatieve aanvaarding, dat in 1908 is ingevoerd. Volgens dit systeem is het zooals wij gezien hebben mogelijk, dat de internationale bescherming in het Verbond wijzigingen ondergaat, zonder dat er iets aan de bepalingen der Conventie wordt veranderd.

Des te eerder zouden zij hiertoe kunnen overgaan, daar de uitgave in een ander Verbondsland, zooals wij hierboven gezien hebben, na onze toetreding tot de Conventie niet meer het gevolg zou hebben, dat de bescherming in Nederland zelf ophield.

Want de zaken staan nu eenmaal zoo, dat men door de erkenning van het vertalingsrecht van buitenlandsche schrijvers tegen te houden tevens misschien zonder het te willen heeft tegengehouden de aansluiting van ons land bij de Berner Conventie.

Zooals reeds in het historisch overzicht is opgemerkt, heeft de laatste herzienings-conferentie te Berlijn wél één enkelen tekst in de plaats gesteld van de oude Berner Conventie met de Additionneele Acte en de Verklaring van Parijs, doch zonder aan deze oude Conventie-bepalingen alle kracht te ontnemen.

Men ziet hieruit, dat behoud van het domicilie-stelsel onzer wet bij aansluiting tot de Conventie tot onredelijke gevolgen zou leiden en dat het dus beter ware daarbij of in de plaats daarvan het nationaliteitsstelsel in te voeren, temeer daar dit laatste ook om andere, reeds door mij genoemde redenen, de voorkeur verdient.