United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Alles goed en wel, vader; maar ik heb een verbazenden honger." Jack en zijn vader gingen naar de huiskamer en er werd gescheld; er kwam evenwel niemand, en Jack stond op om nogmaals te schellen. "Mijn beste jongen," merkte meneer Rustig op, "wees toch niet zoo haastig: iedereen zorgt natuurlijk eerst voor hetgeen hij zelf noodig heeft, en daarna voor een ander. Mijn bedienden nu...."

Hij had bij die gelegenheid met Jack ook den eersten minister der Kaapkolonie bezocht op diens buitenplaats »de groote Schuur", vroeger de woning van den gouverneur van der Stelt, toen de Kaapkolonie nog bij Nederland behoorde.

Maar zijn meester, een slimme Amerikaan, had opgemerkt dat Munito een bijzonder fijn gehoor had en nu had hij zich er op toegelegd dat zintuig te oefenen en er verwonderlijke uitwerkselen van verkregen." "Hoe legde hij het aan, mevrouw Weldon?" vroeg Dick Sand, die bijna even veel belang in de geschiedenis stelde als kleine jack. "Dat zal ik u zeggen, mijn vriend.

Zijn moeder maakte zich zoo ongerust, dat zij Jack zelfs niet aan de zorgen van de goede Nan had willen toevertrouwen en hem aanhoudend half liggend in haar armen hield. Ja! het was tijd dat zij aankwamen!

Natuurlijk werden Jack en meneer Asper goede vrienden, vooral daar Asper Jack, toen de wacht half verstreken was, naar kooi liet gaan, waardoor hij niet alleen diens genegenheid won, maar ook bevrijd raakte van het eeuwige geredeneer. Weldra zouden ze de straat van Gibraltar binnenzeilen en hoopten den volgenden dag voor de stad te ankeren.

"Dat zul je toch wel mis hebben, ventje; die appels zijn van mij, en ik raad je om maar drommels gauw uit den boom te komen. Als je beneden, bent kunnen we er verder over praten, en je zult dan ruimschoots je deel hebben, voegde hij er bij met een veelbelovende beweging van zijn dikken stok." Dit deed Jack niet veel goeds verwachten.

De matrozen waren al in de sloep en wierpen smeekende blikken op Jack, ten einde zijn medelijden op te wekken, en Mesty ging vrij gemelijk naast onzen held zitten, waarschijnlijk omdat 't hem maar half beviel, dat hij weer "den pot zou moeten koken voor de jongeheeren."

"Ja, beste jongen," antwoordde mijnheer Krüger getroffen over de zichtbare aandoening van den anders zoo vroolijken, zorgeloozen jongen man. "Het heeft werkelijk niet veel gescheeld, of de kotter was met man en muis naar 'kapitein Jack' gegaan, zooals de Engelschman zegt. Zoo oud als ik ben, heb ik nog nimmer zulk een storm, zulke golven gezien.

De knechts, die open deden, kenden hem niet; het waren niet dezelfden als toen hij van huis was gegaan. "Is meneer Rustig thuis?" vroeg Jack. "Wie ben jij?" was de lompe wedervraag van een der knechts. "Je zult, voor den donder, gauw genoeg ondervinden wie hij is," bromde Mesty. "Blijf hier even staan, dan zal ik zien of hij thuis is." "Staan blijven?

"Ja," hernam Jack, "ik ben nog niet lang op zee en weet natuurlijk nog weinig van al die dingen. Je zult wel gelijk hebben, maar ik zie het groote gevaar niet in laten we de schuit hier maar dadelijk recht op het strand laten loopen." "Dat zal ik ten minste beproeven," antwoordde Gascoigne, die al vier jaar ter zee voer en vrij goed wist wat er gedaan diende te worden.