United States or Grenada ? Vote for the TOP Country of the Week !


O, Allah, het brandt! Wij zagen nu door de boomen heen, een vuurgloed, en toen wij op de open plek waren aangekomen, stond de hut aan alle kanten in lichte laaie. Een stem klonk ons tegemoet: Daar komen zij! Ziet gij hen? Geeft vuur! Wij werden door den gloed der vlammen helder verlicht en boden dus een zeker mikpunt.

Eene plotselinge beweging beroerde het leger, een ieder vloog overeind, vatte de wapenen op en zette zich ergens neder. Eene rilling liep door de menigte, en terwijl de soldaten het geweer presenteerden, trilde over den stroom en het plein een langgerekte oorverdoovende kreet van: »Allah bescherme onzen Heer!" en te midden van dat tumult reed de Sultan met zijn gevolg het plein op.

Had ik niet in den draagstoel gezeten en geen verzwikten voet gehad, dan zou het den schurken misschien niet zoo gemakkelijk gevallen zijn, om ons in deze val op te sluiten. Allah! riep Halef. Daar is die oude bedrieger ons boven uit ontsnapt, en wij hebben hem laten gaan, zonder hem een kogel na te zenden, en we hadden er toch tijd genoeg voor! Dat is zoo, Heer!

Mijn zoon, die schatten van wijsheid en wetenschap heeft verzameld bij de geneesheeren van Zijne Majesteit den Shâh moge Allah dit licht der wereld nog lang op den troon sparen! heeft mij aangeraden, den hakem een geneesmiddel toe te dienen, waarvan ik schroom den naam uit te spreken, om niet te kort te doen aan den eerbied, dien ik den doorluchtigen kranke verschuldigd ben en dezer eerwaardige vergadering, die wel naar mij wil luisteren.

Is hij er nog, dan krijg ik de diamanten." »Ik vrees, dat u te laat zult komen, heer!" Marti vroeg zich bekommerd af, welke ellende ze nu weer zouden beleven. »Kom," hernam Kees, »ik ga dadelijk naar Petinggi Datoek, om hem voor te stellen, de Sibaoe's te vervolgen." Hij sprong op en verliet de lawang. »Allah helpe ons!" zuchtte Marti: »Dat ontbreekt er nog maar aan."

Maar het andere gevaar, waarop Koelloeka wees, mag waarlljk niet te ligt worden geteld. Het gevaar dat de min ontwikkelde menigte, zoodra er maar weer een naam genoemd wordt, 't zij dan Allah, 't zij een andere, daaraan terstond weer eene persoonlijke beteekenis zal hechten en de persoonsverbeelding als onderscheiden van het Alzijn zelf gaan beschouwen.

Ja, want wij komen van Edreneh en Stambul. Van Stambul! Allah heeft het dan wel goed met u voorgehad, dat hij u in de stad van den Padischah heeft laten geboren worden! Ik ben daar niet geboren. Dus zijt ge een Damaski? Ook dat niet. Allah is groot! Hebt gij zoover moeten reizen? En hebt gij goede zaken gemaakt? Ik reis niet voor zaken.

Zou hij dat gedaan hebben, als hij er het vergif in had gedaan? Wat? Heeft hij er van gegeten, hij? Vraagt het hem zelf. Ziet gij niet, dat er een stuk van de ommelet af is? Dit stuk hadden wij er af gesneden en verstopt. O Allah! Maar dan gaat hij dood! Helaas! En dat is uw schuld, want gij hebt er hem van gegeven! Neen, gij zijt de schuldige. Waarom hebt gij ons die vergiftige spijs gezonden?

Adil, bevangen door een slaap van geluk, zegt het: "Allah heeft ons lief vandaag." Wij zijn weer opgestegen. Hoog en ver boven het handvol huizen van Naälin. Breedte des hemels enkele kilometers. Maar de weggetjes winden uitvoerig door de rotsen, tusschen dalen, hellingen. Wij moeten gaan zeer voorzichtig. Glijden de paardpooten glad ijzer uit over harde rotsen.

Gij meent waarschijnlijk den ouden Mubarek? vroeg ik hem. Hoe komt gij daarbij! Zijt gij misschien een goede kennis van hem? O neen, het tegendeel! Wij zijn de Skipetaren, voor wie hij u heeft gewaarschuwd. Allah, Allah, riep de oude verschrikt uit. Dan was mijn vermoeden toch juist! Heer, ik hoop dat gij ons zult sparen, wij zijn doodarme menschen.