De meest voorkomende woorden in het Nederlands
1
de
2
en
3
van
4
het
5
een
6
in
7
te
8
dat
9
den
10
die
11
hij
12
zijn
13
op
14
ik
15
met
16
niet
17
is
18
was
19
zij
20
aan
21
voor
22
maar
23
als
24
er
25
om
26
zich
27
door
28
haar
29
dan
30
hem
31
der
32
had
33
zoo
34
naar
35
men
36
of
37
bij
38
uit
39
tot
40
ook
41
nog
42
ze
43
mij
44
wat
45
wij
46
nu
47
zou
48
dit
49
deze
50
over