United States or El Salvador ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik zeg juist andersom: wie dáár wanhoopt, had nooit behoorlyken grond voor z'n hoop! "Maar, eilieve... dat is de ware echte oude: zal-i, zal-i-niet-litteratuur!" Ja, lezer! In stipt-letterlyken zin, ja! Maar overigens? Meent ge dat ik Wouter in den hemel helpen kan, zonder hem te leiden langs

De bekwaamste faiseur kon geen tien bladzyden lang 'n vondelingetje doodarm laten, zonder dat Wouter de sterren en ridderkruizen zag schitteren, waarmee 't kind zou getooid worden op 't laatste blaadje. Deze scherpzinnigheid ging in 't onbescheidene over.

De goede vrouw had het hart niet, of hart te veel, om hem te zeggen dat die aannemery niet de rechte was. Ben je ... by-voorbeeld, om nu eens iets te noemen, ben je gevormd? Gevormd? Wel zeker! Want als je niet gevormd bent ... Wat Wouter 'n zonderling gezicht zette! Hy niet gevormd! ... als je niet gevormd bent door den Bisschop, dan ... zieje ... dan.... In-godsnaam!

Neen, Wouter haalde een ryksdaalder voor den dag. Hi, hi, hi, m'n arm kind! De treurende moeder stak de hand uit, en gebruikte de ander om de oogen rood en blind te schuren met haar voorschoot. Van de "drie skelling" sprak ze niet meer.

Och jufvrouw ... wees 'r niet boos om ... ik wou 't zoo graag weten ... en m'n moeder weet er van, dat ik hier ben om 't te vragen. Wouter heeft my verteld van Telasco, en van dat meisje dat sterven moest ... o god, jufvrouw, zeg me of hy ziek is ... ik kan er niet van slapen ...

Ze zat in 't kroos ... ik begryp nu alles ... ik ben ... sjt! Ik begryp er niets van, Wouter. Maar zeg eens, die vrouwen ... waarom toch wou je die vrouwen... Arme Leentje... zy was nooit gehoond! Ze had er zooveel voor over gehad! Die vrouwen stonden in 't boek. Maar, hoor eens ... ik ben ... sjt! En dat klooster? Dat doet er niet toe.

Maar Wouter had al zoo dikwyls op de deugd gerymd, en hy vond dit onderwerp zoo droog, zoo uitgeput, zoo vervelend, dat-i de vryheid had genomen iets anders te behandelen, en wel wat hem 't naast aan 't hart lag, de roovery."

Hy zou een Prince koets doen stil staan; ja zou zweeren Als jy maar geld gaf, dat je zelf niet zoud begeeren. Hy was zo gaauw, liet jy hem twintig kroonen zien Om tien valsche eeden, o! hy kreeg ’er negentien. Maar wat ’s de vraag? ben ik geen zoon van zulk een meester? Ik zal jou dienen. LEANDER. gy! WOUTER. Ja toch, myn Heer, ei, vreest’er Niet eens voor.

Ik weet nu alles, alles... luister, ik zal 't je zeggen, Leentje ... sjt! M'n god, Wouter, jongen, wat mankeert je? Je kykt alsof je gek bent! Wouter was opgestaan. Hy hief zich hoog op, richtte een fieren blik naar de balken, legde de rechterhand op 't hart, stak de linker uit als om 'n spaanschen mantel te drapeeren...

Wouter sprak meer waarheid dan hyzelf wist, toen-i zich by Vrouw Claus den rang aanmatigde van iemand die "in den handel" geweest was, en weer "in den handel" gaan zou. Hy kwam er werkelyk weer "in."