United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij had dadelijk Paul zien staan met zijn geel-bleek gezicht en zijn koortsig-toornige oogen, die hij neersloeg toen ze hem aankeek, en ze was doof van verwarring geworden. Hij zong niet mee. Een van de oude kennissen die hij Zaterdag op de societeit had ontmoet, zei zachtjes, hem aanstootend met den elleboog: "Kom kerel, vooruit!... meeblerren!" Maar Paul antwoordde: "Ik kan niet zingen."

En, meteen, flikkeren, ontelbaar, lichtjes op uit die bergachtige duisternis vooruit en veranderen het gesteente in een woonplaats van menschen. Het Bengaalsche licht is het sein geweest, dat het naderende schip de mail aan boord heeft; nu haast alles in Sabang het tegemoet. Als wij aankomen staat de pier vol menschen.

De jonge Gwyde kwam vooruit en sprak met drift: "Overweegt toch, Mijne heren, dat ieder voorbijgaand uur, een uur lijdens is voor mijn oude vader en voor mijn onzalige bloedverwanten: denkt wat pijn mijn doorluchtige broeder Robrecht moet uitstaan.

Zij kwamen niet snel vooruit en toch was er geen tijd meer te verliezen indien het gezelschap nog te Perm wilde aankomen op het tijdstip dat de kermis daarin vollen gang was. Met het oog op de voorstellingen die hij voornemens was te geven, stond Cascabel er thans op dat zij allen zich geregeld weder oefenden.

Bij dit en andere beelden trof mij vooral de harmonie in de gelaatstrekken." »Volkomen waar. Wat het handwerk in de kunst, dat wil zeggen de gemakkelijke en zekere bewerking ook van de hardste stoffen betreft, daarin zijn ons de Egyptenaren, al zijn zij ook lang op dezelfde hoogte gebleven, nog altijd vooruit.

Van alle kanten, onder het aanheffen van een donderend krijgsgeroep, werden de ladders gerecht en stormden ridders en wapenknechten vooruit om den wal te beklimmen. De eerste aanval zou echter door Gentsche benden gewaagd worden. Bedekt en beschut door de schildpadden of beukelaars, klommen zij inderdaad op de ladders.

"Ik moet u vooruit waarschuwen, dat er uw leven mede gemoeid is," hernam Van der Does. "Nu!" zeide de knaap: "dat heb ik meer gewaagd. En bovendien ik ben een wees, en heb bovendien niemand, die om mij treuren zou." "En gij zult deftig beloond worden, zoo gij slaagt in uwe zending," zeide de Burgemeester.

"Wat niet is kan immers nog worden," zegt hij; en hij ging wat dieper in den ouden leuningstoel zitten en strekte de beenen vooruit, als wilde hij zeggen: "ziet ge me wel?" "Ik wil het u vertellen," zeide hij.

Vooruit, vooruit dan, heer stadhouder!" Om deze beschuldigingen te ontgaan en de zich tegen hem verheffende stemmen tot zwijgen te brengen, deed de ongelukkige Sancho Panza werkelijk eene zwakke poging om zich van de plaats te bewegen.

Jawol, denk jij dat ich jou op ’s nieuw drei monate zal laten wonen oend....?” „’k Zal je nog een maand vooruit betalen ook; maar ga nu heen, wat ik je bidden mag. Jij en dat dier, jelui schreeuwen om ’t hardst, en mijn arme Netje moet rust hebben.” „Jou Netchen kan mir jestohlen worden.”