United States or Uganda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij zijn zusteren, de beide dochteren van onzen vader, den Koning Ban en ik ben Ydeleine. En ik ben Belleflore, zeide de andere; en wij komen u vragen, o ridderen, of gij genegen zijt de zoete melodië te drijven, met ons, deze nacht. Wij bidden het u met hoofschheden....

«Ja, als hij tot den rang van generaal kon opklimmenzei zijn vader; «maar daarvoor moet het oorlog worden.» «Dat verhoede Godzei zijn moeder. «Wij hebben niets te verliezenzei zijn vader. «Wij kunnen onzen jongen toch wel verliezenzeide zij. «Maar als hij nu eens als generaal terugkomtzei zijn vader.

De afstanden in Cantor zijn groot, wij waren van 8 uur af reeds aan het dwalen, wij gaven daarom onzen dragers last om ons eerst naar het hotel terug te brengen, waar wij om half één aankwamen.

Hij geeft ieder de kracht voor het werk, waartoe Hij hem roept. Dat wij u beiden gevonden hebben, is een Godsgeschenk, is eene beschikking des Hemels. De Almachtige zond u beiden, beproefde, ervaren strijders voor Zijn heiligen wil, Zijn hoog gebod, dat Liefde heet, tot ons, om ons, jonge, onervaren strijdsters bij te staan, te steunen, onze wankelende schreden te leiden op onzen moeilijken weg.

Hoor, Jonge Kees, je hebt wel eens van onzen dichter, den wijdberoemden Cats gehoord, niet?" "'K heb met Moeder wel eens visch aan zijne vrouw verkocht! Hij woont op Zorghvliet tusschen Schevelingen en Den Haag, weet-je!" antwoordde Jonge Kees, die met gespannen aandacht had zitten luisteren.

"Wij verzamelden de noten in onze zakken, in onzen schoot en in de groene cabriolet, en grootmoeder nam ze aan en prees ons. Wat er verder gebeurde, nadat we thuis waren gekomen, daarvan heb ik niets onthouden. Ik herinner me slechts grootmoeder, den noteboom, den scherpen geur der bladeren, de knechts, de groene cabriolet, de zon en dat alles samensmeltende tot eene blijde herinnering.

Jij verscheent éen oogenblik mij ter zijde; je zaagt mij aan, ik zag je aan... Meer was er niet... Toèn... liep er een ezel naast mij, een oogenblik slechts... Toen... toen, herinner ik mij, draafde Davus ik heb hem herkend op een ezel... Op mij.... .... onzen stoet te gemoet... En weêrklonk je naam, o Charmides! En weêrklonk Charis' naam.... Sedert had ik je, Charmides, lief.

Bij het opbreken waren wij niet weinig verbaasd, toen wij onzen djighite zagen aankomen met een ouden Kirghies, die zich zoo diep voor ons neerboog, alsof hij ons een gunst kwam afsmeeken. Het was niemand minder dan het hoofd, of chirtaï van het Kaënde-dal, die ons zijn diensten kwam aanbieden.

Op zekeren dag overlegde de koning met zijn zoons en zei: "Het was mij heel wat waard, als ik wist, wat er met de vruchten van onzen appelboom gebeurt!" Daarop antwoordde de oudste zoon: "Ik zal vannacht onder den appelboom de wacht houden en zien, wie de vruchten plukt."

Heeft het u niet verbaasd dat men in deze vergadering den lof komt verkondigen van Karel van Denemarken, den huichelenden vijand der Kerels, die met zijne Isegrims in het donker onzen ondergang beraamt, en dan eensklaps voor den dag komt met het vloekbaar edict dat ons allen tot slavernij veroordeelt?