United States or Dominica ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kleine veeren, hoewel overvloedig, zijn stijf en liggen dicht tegen het lichaam aan; zij laten dikwijls een deel van den kop en van den hals onbedekt of zijn hier veranderd in fraaie pronkveeren; bij enkele zijn zij ook aan den voorhals lang en smal. Het mannetje en het wijfje zijn nagenoeg gelijk van kleur, doch ongelijk van grootte.

Zoo men aanneemt, dat voor een mannetje eener diersoort, hoe weinig ook, de mogelijkheid bestaat, om neiging tot paring met een wijfje eener naburige soort te bezitten, en om bij dit wijfje vruchtbare jongen te verkrijgen, zullen de bastaarden, ofschoon zeer langzaam, in aantal toenemen, en eindelijk, al is het ook na zeer langen tijd, alleen bestaan.

Als de broedtijd nadert, merkt men bij deze Vogels een andere wijze van vliegen op. Het mannetje en het wijfje vliegen op een hoogte van 20 of 30 M. boven den grond, terwijl zij voortdurend de vleugels fladderend bewegen en bijna onverpoosd luid schreeuwen.

Toen hij in den Edgeware-Road uitkwam, was er een andere stemming onder de menigte, en een bereden agent reed over zijn voet. Het gevolg was dat het mannetje omver werd gekijld voor zijn dienstijver. "La' me met rust," zei Caddles, zich naar de ademlooze menigte keerend. "Ik heb je niks in den weg gelegd." Hij was toen ongewapend, want hij had zijn krijthouweel in Regent's Park achtergelaten.

In den regel broeden het mannetje en het wijfje om beurten. Bij de kleine soorten, zooals bij de Zangparkiet, bedraagt de broedtijd 16

Tot bevordering van de spijsvertering dienen de tevens ingeslikte, grove zandkorrels. In het einde van April vindt men in een kuiltje in 't zand, 3 of 4 eieren; deze zijn ongeveer zoo groot als hoendereieren en op bruin groenachtig-gelen grond met grijze stippen en olijfbruine vlekjes en schrapjes geteekend. Het wijfje broedt, het mannetje houdt bij het nest de wacht.

Deze sierlijke Hoenderen worden als wild zeer hoog geschat. Hoewel zij moeilijker te jagen zijn dan de Patrijzen, houden de Amerikanen zich gaarne met deze jacht bezig. De Boomkwartel wacht den Hond niet af, maar tracht, wanneer hij gevaar bespeurt, zich loopend te redden en vliegt eerst in den uitersten nood, gewoonlijk voor de voeten van den jager op. Nog moeielijker wordt de jacht, als de Vogels zoo gelukkig zijn het woud te bereiken, omdat zij hier na het opvliegen gewoonlijk in een boom gaan zitten en zich op een dikken tak plat neerdrukken, waar zij zelfs voor het oog van den geoefenden jager verborgen zijn. Daar zij echter gehoor geven aan den loktoon, kan ieder, die het geluid van het mannetje of het wijfje weet na te bootsen, een flinken buit behalen. In Amerika maakt men om Boomkwartels te vangen veel liever gebruik van strikken en netten dan van vuurwapens. Men gaat in gezelschap te paard door de velden, lokt van tijd tot tijd, om de plaats waar de Vogels zich ophouden, te leeren kennen, plaatst het net en rijdt nu, een halvemaan vormend, op den zwerm toe. De Kwartels loopen, zoo goed mogelijk gedekt, over den bodem weg en komen, als zij goed gedreven worden, geregeld in het net. Op deze wijze vangt men soms 16

Lize zag de rimpels wel, maar ze was zoo heel nieuwsgierig eene klok te zien, die zooveel leven maakte, en daarom zei ze: "Toe, laat mij haar maar eens zien, ik heb jou ook alles laten zien, wat ik in mijn huisje had." "Neen, dat kan niet," riep het mannetje onwillig.

Zij gingen naar de slaapkamer voor-aan-straat, waar een afgehaald bed stond bij een dubbel raam met horren erin....zij keken in 't smalle studeerkamertje aan den anderen kant van de gang, waar juist, zijn geelbruine overjas al aan en een dophoed op, een gedrongen mannetje met een grijzend-rooden baard een stapel schriften van de rieten hoektafel nam en wegging.... Zij kwamen nog eens in de keuken, keken in de twee kastjes: hier stond dit en daar stond dat.... Sprotjes hoofd werd heet en duizelig van al wat de Juffrouw zei: den grond opnemen, en de trap vegen, en 's middags aardappelen schillen, maar nu vandaag voor elven, en de petroleumstellen vullen, en Vrijdags schuren....

Beiden zijn tam en dom van aard, en zoo weinig aan bezoekers gewoon, dat ik er zooveel ik wilde met mijn geologischen hamer had kunnen dooden. De bóbo legt zijn eieren op de naakte rots; maar de nodí maakt een zeer eenvoudig nest van zeewier. Naast vele dezer nesten was een kleine vliegende visch gelegd, naar ik vermoed door het mannetje voor zijne gezellin hierheen gebracht.