United States or Saint Vincent and the Grenadines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verder lezen wij de volgende bespiegeling: "Sedert eenigen tijd kwelt mij het berouw over het verloren gaan van de beste jaren van mijn leven. En van dat oogenblik af aan heb ik gevoeld, iets goeds tot stand te kunnen brengen.

Want zoo ge het wist, en de vuisten niet baldet, zoudt ge niet beter zijn dan een hond die kwispelstaart, terwijl men hem trapt, en den man die hem kwelt de handen lekt!"

Maar ik heb meester gezien en nu begin ik eenigszins met den wil des Heeren verzoend te worden. Meester kon zich niet anders helpen. Hij heeft wèl gedaan; maar ik vrees dat de zaken in de war zullen loopen als ik wegga. Men kan niet verwachten dat meester overal zal rondkijken, zooals ik deed, om alles in orde te houden. De jongens willen wel, maar zij zijn machtig zorgeloos. Dat kwelt mij."

Niets levends verbrandde er dan een troep duiven, die in het vuur vlogen, en de kettinghond, waaraan ik niet gedacht had. Men hoorde hem te midden van den brand huilen, en... dit huilen hoor ik nog altijd, als ik wil slapen, en als ik in slaap gevallen ben, dan komt de hond groot en ruw, en legt zich op mij neer, en huilt, en drukt mij, en kwelt mij! Hoor dan toch, wat ik je vertel!

En 't antwoordt haar: "Eilaas, bezorgde ziel, Een nieuwe boô der Liefde kwam getogen, Die van een nieuw verlangen mij vertelt; En heel zijn leven, heel zijn sterk vermogen, Straalt uit den blik dier deernisvolle ziel Wie 't leed om ònze martelingen kwelt.

Dit had reeds verscheidene dagen en nachten geduurd, toen ik eindelijk geheel onverwachts een mededeeling van archivaris Lindhorst ontving, waarin hij mij het volgende schreef: „„Gij hebt, weledelgeboren Heer, zooals mij is bekend geworden, de vreemde ervaringen van mijn beminden schoonzoon, den voormaligen student, thans dichter Anselmus, in elf nachtwaken beschreven en kwelt u er thans zeer mede, om in de twaalfde en laatste nachtwaak iets van zijn gelukkige leven in Atlantis te verhalen, waarheen hij met mijn dochter, naar het aardige riddergoed, dat ik daar bezit, is vertrokken.

En als gij mij die gunst niet wilt schenken, geef mij dan tenminste een beker water, dat ik mij den mond kan verkoelen, waartoe mijn tranen niet voldoen, zoo is de droogheid en de brand, die mij kwelt.

"Als gij mij zoo kwelt, dringt gij mij tot de bekentenis, dat ik alles weggegeven heb, wat ik te missen had, in dien winter, dien ik alleen op de Werve doorbracht; eene arme officiersdochter, die als gouvernante in eene deftige familie moest optreden, en die geen voldoende trousseau bijeen kon brengen, wendde zich tot mij, die zij rijk waande, om hulp.

Hij was doodsbenauwd. Hij zelf had u verteld dat gij vermoord waart geworden, en zich daardoor verraden. Buitendien wist gij toch reeds dat hij met de Aladschy's heulde, en vreesde nu dat gij naar Ostromdscha zoudt terugkeeren en hem bij het gerecht aanklagen. Wat dat betreft, kan hij gerust zijn. Ik zal hem aan zijn eigen kwaad geweten overlaten. O, dat kwelt hem niet erg.

"Wij zullen heengaan, wanneer u dat verlangt," zeide zij. "Maar wilt u ons niet eerst zeggen, wat u kwelt? Wij weten nergens van. Wij weten niet eens, waar wij zijn." "Dit is het kleine Karelseiland," zei de hamel. "Dat ligt voorbij Gothland, en hier wonen alleen schapen en zeevogels." "Hoort u misschien tot de wilde schapen?" vroeg Akka. "Dat scheelt niet veel," antwoordde de hamel.