United States or South Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eene week daarna zag men dus Justus Eykendaal gepakt en gezakt een achterkamertje betrekken bij eene weduwvrouw, wier huisje even buiten de kom van het dorp aan den straatweg gelegen was. Met deze schikking had Van Meppen juist bereikt wat hij beoogde: dit namelijk, dat er bij den dichterlijk-broederlijken omgang tusschen Justus en Marieken ééns voor goed een stokje was gestoken.

Zij knikte met het hoofd, nog altoos bleek en stom. »Welnu dan eenen eed breekt men niet. Dit is het oogenblik! Ik zeg: =Hildegarde=, Marieken! Bij Hildegarde vraag ik je: wil je mij helpen?" Nu eerst hief zij de oogen op. Zij zag hem aan met eenen blik vol fierheid en vol smart. »Geef den brief maar hier, Justus," sprak zij kalm: »Van avond nog zal juffrouw Mary hem lezen."

Men leest waar men "bij kan". Justus van Maurik werd op groote schaal verkocht, omdat de menschen hem konden begrijpen. Maar Shakespeare niet, Goethe niet, Dante niet ... al zijn er velen, die deze namen voortdurend in den mond hebben. Noordwijk-aan-Zee. Dit is nu eens een man, die niet zoo heel gemakkelijk vertelt.

Zou zij .... voor het eerst vloog het Justus door zijn brein ... zou zij jaloersch wezen bij geval?... Och wat! zij was immers zijn zusje!... Doch ook daaraan dacht Justus niet lang. Hij dacht aan dat ééne slechts: aan zijn geluk. Hij was er vol van: hij meende dat het zijne slagaderen zou doen springen, zijn hoofd zou doen uiteenbarsten.

Pas echter had hij het eerste woord vernomen, dat vrij luide gesproken werd, of hij bleef als aan den grond genageld om te luisteren. Justus Eykendaal was de ridderlijkheid in persoon; toch kuchte hij niet, noch snoot hij zijnen neus. Er zijn van die gelegenheden, bij welke een ridder precies doet als een lakei.

Tot slot wil ik hier dank brengen aan hen, die mij bij de vertaling zijn behulpzaam geweest, en wel naast Professor Sluiter in de eerste plaats aan den heer Justus Meyer, Zandvoort. Amsterdam, April 1921. Dr.

Intusschen, terwijl aldus de ééne helft van het banvonnis over Justus stilzwijgend herroepen werd, kwam de andere des te onverbiddelijker tot voltrekking. Het jonge mensch mocht blijven in de school doch moest opdoeken uit de woning van Marieken's vader. Zóó was en wijselijk door Van Meppen besloten.

Gisteren nog zou Justus er eer aan gedacht hebben zich in eene kroeg te gaan bedrinken aan jenever, dan hier binnen te treden. Maar wat was gisteren voor hem! Aan gisteren bond hem immers niets meer! Met gisteren had hij voor altoos immers afgedaan! En heden wilde hij óók eens zien wat zoovele anderen zagen, die er toch niets minder om geacht werden in de wereld!

Maar heb je dan niet gehoord wat je vader tot mij gezegd heeft? Ik schiet hier immers uit hoeken en holen als eene slang...." »Justus!" »Om zijn onschuldig kind te vergiftigen!" »O! stil toch!" »Te vergiftigen, jawel! met heidenschen zotteklap, en onchristelijke bakerpraatjes, en en wat zei hij ook nog meer? zedebedervend gebazel, ja juist!... Zie je, Marieken, dat mag zoo niet langer duren.

Maar Justus , wat deerden hem orgelpijpen en vromen en dominees en bovenmeesters! Hij stoof naar buiten, zoekende wáár zich te verbergen, zich en zijn geluk. Hij had het willen uitschreeuwen: »Mary! Mary! Zij gaf mij het teeken! Zij geeft mij te hopen! Zij mint mij, mint mij weer!"..... Op eenen draf liep hij een paar polders om.