United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Terwijl Marieken zoo heel veel dacht aan Justus, was Justus al minder en minder gaan denken aan Marieken, en al meer en meer.... Licht van mijn oogen, Ster in mijn nacht, Vlam van mijn leven, 'k Zing van uw pracht. Bleek wordt Aurora, Kleurloos en mat, Treedt gij naar buiten, Zon op mijn pad! Lustig als Zefir Zweeft er uw tred: Bloemen ontluiken Waar gij hem zet.

Wie zijn besten vriend verraadt, handelt . Menig dronkaard slaat niet zelden taal uit. Al zijn sommige uitdrukkingen uit de achterbuurten ook , zij geven niet zelden blijk van echten volkshumor. Justus van Maurik teekende meermalen een zeebonk, die toch ons hart weet te stelen. Doodgaan van een mensch gezegd is . Een Griek wees den vijand een korteren weg door het gebergte aan.

Justus ging voortaan van zijn kamertje naar de school, en van de school naar zijn kamertje, waar hij blokte voor zijn examen. De twee zagen elkaar dus weinig meer; en het samen lezen, het samen wandelen, het samen droomen 't was uit er mee! Uit als met het schuitjevaren en het stoeien in het groen: uit als met de lieve, onnadenkende vertrouwelijkheid!

Destijds leefde ook juffrouw Van Meppen nog; en daar die brave vrouw met de moeder van Justus heel bevriend was geweest, zoo had het schoolmeesterlijke echtpaar den jongen in huis genomen.

Vade mecum!" Dit was de banvloek van meester Petrus van Meppen, tegen Justus Eykendaal door hem uitgesproken in de meest dramatische stonde zijns levens. De verschrikte zon dook dien avond in haar golvenbed veel haastiger onder, dan zij van den almanak permissie had. De koekoek liet af van slaan. Het boerennachtegaaltje verstomde.

Niet slechts in een kring van rechtsgeleerden leefde Grotius, zijn vrienden waren ook Jos. Scaliger, Justus Lipsius, Cansabonus, Hooft en zelfs Vondel. Ook het litterarisch schoon trok hem aan. En hier vooral is het dat wij den sleutel vinden van Grotius stellingen. Beschouwen wij een oogenblik de rechtsgeleerde wereld waarin hij leefde.

Daar, vóór het altaar, werd het neergezet en door Justus Jonas een gedachtenisrede gehouden. Den volgenden middag stond er opnieuw een onafzienbare menigte op de straat saamgepakt of zag aan ramen en van daken toe, terwijl de stoet gevormd werd, die den doode, op verlangen van den keurvorst, naar Wittenberg zou overbrengen.

En evenzoo maar dit vermoedde Justus, van zijne hoogte als man en ondermeester zelf zoo niet evenzoo lagen voor het kind de roerselen bloot van het gemoed des jongelings. Justus, na in zijn twaalfde jaar ouderloos te zijn geworden, was bij meester Van Meppen als kweekeling op school gekomen. Marieken was toen even negen.

Des winters moesten de jongelui hunne kans waarnemen bij eene vetkaars in de school, terwijl Van Meppen zijn uiltje knapte na het eten; of in de huiskamer, wanneer de geduchte zijn societeit-avondje genoot. Des zomers kropen zij weg in de ruïne op het kerkhof. Justus had aan een der afgebrokkelde stukken muur eene soort van trap gevonden, die naar eene nis leidde, een voet of acht boven den grond.

Justus speelde dien morgen zóó lam en lusteloos, dat de gemeente tot tweemaal toe van de wijs geraakte. Hoe hij zich heensleepte door de uren tusschen ochtenddienst en middagdienst, zou hij u zelf niet hebben kunnen zeggen. Eindelijk echter had de schare het Hillegersbergsche bedehuis weder gevuld.