United States or Cambodia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Neen.... wezen de capsariï op het nisje met vuilvale, grauwe tuniekjes en bundeltjes. Wie dan? Wat dan? De tweelingen waren gezeten nu op den rand van het bassin, met de voeten in het water bengelend. Wrijf mij, Cecilianus, zei Cecilius; hier aan mijn hals, voor mijn stem. Dan zal ik jou wrijven.... En zij wreven elkaâr, om beurten, met kleine tusschenpoozen, de halsspieren, voor hunne stemmen.

Dat is, geloof ik, nog het allerbeste voor jou. Jongens, loop hier nu maar een beetje in je hanssopje rond. Zoodra we klaar zijn, zullen we je helpen. Of ben jullie misschien zoo knap, dat je je alleen kunt aankleeden?" "De kousen kunnen we wel aantrekken en de schoenen ook, maar ze dicht maken, dat doet Maatje altijd." "Mooi zoo, haal jullie je kleeren en begin maar vast."

Voor jou echter is een hooger erfdeel voor het altaar van den Heer weggelegd, zelfs een hooge rang zal je bekleeden, zooals je reeds schriftelijk is toegezegd, wanneer jij, de afstammeling van een doorluchtig geslacht, een waardig dienaar van den Heer wordt."

Na een oogenblik rondgewandeld te hebben traden zij in de gastvrije schaduw van het rozenpriëel. »Wat heeft Christien toch?" vroeg André. »Zij wilde mij niets zeggen!" »'t Is een groot geheim, maar aan jou zal ik het verraden!" antwoordde Betsy lachend. »De meid heeft een mooie kalfsborst doen aanbranden, en nu is Christien bang, dat papa ontevreden zal zijn!" »Is het anders niet!

Nu zal ik jou eens pannekoeken met stroop laten eten, deugniet, met stroop versta je, stroop, veel meer stroop, dan je oplust! Wat denk jij wel, straatbengel, dat jij maar alles moogt doen?....» »Neen, de Veer, ik dacht.....» »Denken? Jij denken? Jij behoeft niet te denken, dat zal ik nu wel voor je doen.....» »O, de Veer, ik verzoek u, laat mij asjeblieft gaan....»

Wèl had zij lang gewacht, wel had ze hem honderdmaal, als hij bij haar vader een visite maakte en zoo kalm zat te praten, schijnbaar onverschillig aangezien, met de vraag in de keel, die zij hem toe had willen roepen: Waarom hoû-je niet van mij, die zooveel houd van jou, en, wil je mij en mij alleen, zooals ik jou en jou alleen wil, waarom zeg je 't dan niet, waarom laat je dan niets merken?

"Dat maakte hij jou en de ganzen wijs; maar hij loog door zijn ziel: want Botbergen had hem op een andere plaats bescheiden, waar hij den ganschen dag vruchteloos op hem gewacht heeft." "Een knapuiltje van Botbergen, daar UEd. geen geloof aan slaan moet.

Ja! ’k Heb ’t om jou gedaan, Walten; jij bent zoo aan hem gewend, en ik dacht....” „Dank je, Willem! Ja, ’t is waar

Maar, dokter, wat beteekenen die vragen? Wat wil men van mij?" "Die oom van je in Amerika is gestorven en heeft geld nagelaten aan je vader." "Mijn vader is immers dood!" "Maar jij bent zijn erfgenaam en daarom komt dat geld jou toe! 't Is een kapitaaltje, dat..." "Dus zou ik rijk worden, ik?" "Rijk, neen, dat is het woord niet, maar..."

Van je vader en je moeder, van je broers en je vrienden. Je kunt niet weten wat zoo'n brief is voor mij, die geen vader, geen moeder, geen broers en geen zusters, en geen vrienden heb dan jou alleen! Houd dit niet voor 'n klacht of voor bitterheid, want dat is 't juist niet, heelemaal niet, 't is een verhoovaardiging, 'n blij bluffen op iets wat ik heb en jij niet.