United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waar men zich ook bevindt, overal treft men verspreide hutten aan, zoo primitief mogelijk ingericht, want het klimaat laat toe, dat men bijna zijn gansche leven in de open lucht doorbrengt, in de schaduw van boom of muur, als het te warm is, in de zon, als de aan warmte gewende oosterling de temperatuur te laag vindt.

Dit kon toch niet van een zomerwei komen, maar misschien waren er kolenbranders in het bosch. Op de Schans had hij een kolenbrandershut en een kolenmijt gezien, en hij had gehoord, dat er ook zulke hutten hier in deze bosschen waren. Maar dat was toch zeker 't meest in den herfst en in den winter, dat de kolenbranders met de kolenhoop bezig waren. De rook werd steeds dichter.

Toch was dit noch groen, noch blauw of zelfs donker van kleur. Het glinsterde veeleer als zilvergrijs. Geen windje bracht het water in beweging. Was zoo iets mogelijk geweest, dan zou men hebben kunnen denken een met kwikzilver gevuld bekken voor zich te zien. In en bij de hutten lagen Indianen, de bewuste honderd Timbabatsjen.

Deze stoombooten dienen voornamelijk voor goederenvervoer, maar hebben toch eenige zeer gemakkelijk ingerichte hutten ten gerieve van passagiers.

Uit de nabijheid van dorpen, en zelfs tusschen de hutten weg, hebben zij op klaarlichten dag menschen geroofd en de overige bewoners menigmaal zoo beangst gemaakt, dat zij hun woonplaats verlieten.

Verscheidene zwarten ook houden een soort winkel, en over 't algemeen gaat hun 't zaken doen goed af. Zij vestigden zich gewoonlijk wat verder van de rivier af, waar we ook de vele woningen en hutten van de zwarte bevolking van Boma aantreffen.

Men zag ze dan op alle muren klimmen; zij klauterden zelfs op de kegelvormige stroodaken van de ronde hutten, waarschijnlijk om een geschikt standpunt voor het uitkijken en luisteren te verkrijgen. Te recht verwonderde ik mij over hun vaardigheid in 't klimmen. Iedere week bracht een paar feestdagen voor onze dieren.

Toen wij om twaalf uur op het schip terugkwamen, leverde het dek van de boot een voor ons geheel nieuw gezicht. Wij hadden in Singapore tal van medereizigers verkregen, zoodat elke hut geheel gevuld was, en alle scheepsofficieren zelfs hunne hutten hadden moeten afstaan. Ons gezelschap, dat eerst hoofdzakelijk Hollandsch was, was nu opeens zoo cosmopolitisch mogelijk geworden.

Den volgenden dag kwamen we op onzen tocht naar de rivier, de Bampoer, in het dorp Kasimabad en daarna te Bampoer, het vroegere stadje, dat de oude hoofdstad van Beloetsjistan is en waar nu niet meer dan een paar honderd vuile hutten staan; een dadelbosch was er niet en wij moesten kampeeren in een slordige omgeving, die oudtijds een tuin zal zijn geweest.

Wij komen bij een heuvel, met katoenvelden bedekt. "Wilt gij de Chineezen zien? vraagt onze gids. Zijn hier dan Chineezen? Ja; zij arbeiden op de plantage, waarop wij ons nu bevinden. Zoo gij het wilt, kunnen wij een kijkje gaan nemen in hunne woning, die vrij wat beter is ingericht dan de hutten der inlanders."