United States or Cocos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat komt, omdat je zoo klein bent, Maroessia!" zei de afgezant, "zoo heel klein! Men zou je veeleer voor een klein vogeltje kunnen houden, geschapen om in deze steppen rond te fladderen en te zingen, dan voor iemand, die zulke belangrijke zaken aan de hand heeft!" De afgezant had gelijk.

"Was het ook noodzakelijkheid," vervolgde hij, "dat ik in dit afschuwelijk eedverbond tegen uw meester, den Baron Van Sonheuvel, heb moeten treden, ten gevalle van dienzelfden vervloekten Jezuïet?" "Zwijg stil om Godes wil," zeide Magdalena, hem snel de hand op den mond leggende: "gij weet niet wien gij vloekt."

Bij wonden zegt men te Heumen: Ik verbinde deze wonde, Ik stille dat bloed in deze stonde, Als Christus de Heer opgevaren is. Bij kneuzingen vindt men o.a. dit formulier: Deze man enz. is over een berg geloopen, Deze man enz. heeft zijn hand enz. gestooten, Het moet in de Roode Zee verdwijnen, Gelijk de Wijzen uit het Oosten, En God genas het met der stond, O Heer, help mij! Amen.

De hoeve, welke door Alonzo tot nachtverblijf voor den bevrijde was gekozen, behoorde tot de goederen van den graaf Van Bergen en werd bewoond door Maartens grootvader. Met de meeste schroomvalligheid had de oude man het verzoek van zijn kleinzoon toegestaan. Het was hem gansch niet aangenaam de hand te leenen in eene zaak, die hem hoe langer hoe meer verdacht voorkwam.

"Ben je klaar met je zakdoek? kom dan." Weer greep Orleman Solimans hand maar meteen riep hij nu: "Och! lieve wind, neem ons mee, neem ons mee!" De bulderende stem van den wind antwoordde vriendelijk: "komt maar" en meteen greep zijn machtige adem de beide vrienden beet en voerde ze weg in razende vaart.

Onder een oorverdoovende muziek, die de negers op steenen, met huiden overspannen potten en op lange rieten fluiten te weeg brachten, kwam nu een man naar voren, die geheel het voorkomen had van een neger, ook zwart van gelaatskleur was, doch wiens bewegingen schenen aan te duiden dat hij van een ander ras was. Hij stak de hand op en gebood stilte.

Zie daar, Juffrouw Willis, nu ben ik een man, die met een Dominé wel eens over een Kapitteltje harwar, maar ik was stom; zo sprak dat brave Styntje Doorzicht. Eindlyk sprak ik eens recht myn hart uit, en ik drukte haar de hand. Myn Heer, gy zyt een Zoon van den vromen Aartsvader Abraham; gy wandelt voor Gods aangezichte, en zyt oprecht; een vroom Israëliet, in wien geen bedrog is.

Hij verwijderde zich van de sofa en deed ruggelings gaande eene schrede in de rigting der kaptafel; doch ofschoon op die eerste schrede eene tweede en eene derde volgden, haar slaap bleef even diep en hare houding dezelfde. In de nabijheid der kaptafel gekomen, strekte hij, zonder zich om te wenden, de hand uit en betastte, achter zich, de gouden sieraden, door Lidewyde daarop nedergelegd.

Dat was, antwoordde mijn vader, "allebei malligheid", al nam hij het den directeur niet kwalijk. "Het schrift, zeun!" gelastte vader. Ik stak mijn opstellenschrift aan den directeur toe. Inmiddels herhaalde mijn vader des directeurs woorden: "Zijn bekwaamheid!" en lachte daarover zeer vermaakt. Maar de directeur trok de hand van het opstellenschrift terug. "Dat is nat," sprak hij.

Deodaat deed een schrede voorwaarts, en de hand van Madzy vattende, drukte hij die met drift aan zijn mond en stamelde een gesmoord vaarwel. Zij beantwoordde zijn handdruk, zag hem met een blik vol teederheid aan, en haalde toen haar kaper over 't gezicht.