United States or British Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Neen, neen, Dien kakelt niet. Dien weet heel goed, wat ze weet... Nou hoor, je weet ook wel wat je doet. Wat dan? Wel kind, je hebt groot gelijk. Het is wat een bestendige jongen. Zoo een lief zacht gezichtje, met zoo een blond snorretje. Het is net een mannetje voor je! Jij bent ook nog al fijntjes; ze zijn net een spannetje, nietwaar, juffrouw Marie?

Zij was nu als verliefd op Tina, die fijntjes als een klein nufje, door Eline's bevalligheid en vriendelijkheid werd aangetrokken, zooals Cateau Van der Stoor er vroeger door aangetrokken was en Eline zat dan ook steeds aan tafel tusschen Otto en Tina.

Zij konden hunne oogen nauwelijks gelooven, en keken elkander vragend aan. Het drietal was bij de nadering der deftige Heeren opgestaan en had het hoofd ontbloot. »Zijt gij het Oude Hoen?" riep de Heer Van Licques uit, terwijl hij het boertje van het hoofd tot de voeten opnam. 't Hoen glimlachte fijntjes, en sprak: »Om U te dienen, Edele Heer, ik ben Govert 't Hoen.

Dan gaan we allen met je meê. Paraziet, hoor eens.... De "paraziet", fijntjes geknepen zijn in het leven matigen, dunnen mond, gehoorzaamde. We spelen morgen de Menæchmi. Goed, dominus.... Hoor je, senex-Eén? Ja, dominus.... De heilige "Bacchides" zouden op die bloedgedrenkte planken worden ontwijd.... Eerst maar de Menæchmi om ze rein te wasschen.

Het regende fijntjes. De grond was nat, de boomen dropen, maar de dwergen bleven rustig zitten en wachtten. Een paar meisjes kwamen voorbij hollen: "Ik ben zoo bang," zei het eene. "Hoe durf je eigenlijk nu nog door het park met dat vuile weer." "Och, kom, gauw maar, deze weg is veel korter," en weg waren ze. Langen tijd kwam er niemand meer langs. Daar klonk opeens weer een mannenstap.

Ecastor! vloekte fijntjes Cecilius, die het fijner vond te vloeken bij Castor dan bij Pollux of, zoo gròf, bij Herkules. Fabulla, nicht van de Keizerin Domitia en steeds op Colosseros' knie, zag Cecilius nieuwsgierig aan....

Toen ze gedejeuneerd hadden, staken ze sigaren op. 't Regende altijd nog door, fijntjes, dampig; de lucht was egaal grijs. Stil somber in hun Zondagsche geslotenheid stonden de donkerrosse huizenrijen, droevig gelaten neerdruipend vunzige regenstrepen. Bernard was stil.

Alles bij het oude?" Stipan Arkadiewitsch, die reeds lang wist, dat Lewin zijn schoonzuster Kitty liefde toedroeg, lachte fijntjes en zijn oogen glinsterden vergenoegd. "Gij hebt mij met weinige woorden gevraagd, ik kan je zoo kort niet antwoorden, want.... Och! excuseer een oogenblik."

Tegenover een medeplichtige staat men zwak; ziehier de moraal van het stuk. En hierop zij nadruk gelegd, om te verhinderen dat bij den lezer postvatte de meening, dat jonge Wolfgang zoo afgesjouwd was, dat hij de levenshouding van Söller en consorten kalmpjes opnam. Dit deed hij niet; integendeel, hij bespotte ze fijntjes.