United States or Martinique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kijk, wees Earinus, toen zij de Bazilieken waren door gegaan; dit is het Triclinium, de groote Eetzaal, die Martialis genoemd heeft Coenatio Iovis: de Eetzaal van Jupiter.... Oh! bewonderde Cecilius en stond stil, op den drempel, tusschen de vier Prætorianen, die er hielden de wacht. Leêg breidde de onafzienbare zaal zich onder zijn reuzigen dom.

Neen, maar gij, Earinus, zijt ook een patriciër.... Earinus had een minachtend lachje. De knapen wandelden voort langs een tweede galerij, van waar trappenvluchten, die geleidden naar de area palatina: het groote paleisplein....

Toen het heet in het nymfæum werd van de hooger rijzende zon, bracht Earinus Cecilius naar zijn eigen vertrek, waar hij met hem zoû middagmalen. Earinus, zei Cecilius; wat ben je lief voor een armen komediant als ik, die zijn broêrtje niet bij zich heeft.... Earinus glimlachte maar en hij noodde Cecilius te liggen.

Ik ben hier gevangen.... Je mag het Palatium niet uit? Neen, Earinus. Ik zal van daag je groeten aan Cecilianus over brengen. Ik mag wèl door de parken gaan. Kom nu meê. Earinus strekte de hand uit. Hij glimlachte. Hij was schoon als een jonge Eros, maar er lag een onzegbare weemoed in zijn glimlach. Earinus, zei Cecilius.

Edele Earinus, zeide hij. Parthenius zendt mij.... De Keizer ontbiedt Cecilius. Hij gehoorzaamt, zei Earinus. De slaaf vertrok. Cecilius, zei Earinus. Heb je gehoord? De Keizer ontbiedt je.... Ja, zei Cecilius flauw. Hij stond op. Ik breng je, zei Earinus. En hij ging met het komediantje het paleis door.

Het was de Keizerin en het waren Domitilla, Crispina, Fabulla. Wat is er? vroeg de Keizerin, angstig. Niets, Augusta, zei Earinus; de Keizer heeft Cecilius ontboden.... Om te dansen? Om te dansen, Augusta. Crispina naderde haar zoon. Cecilius, zeide zij; Cecilianus laat je zeggen, dat hij droomt van je.... Zij schikte zijn vergulde rozenkrans recht.

De middag sleepte voorbij.... Eindelijk werd Cecilius wakker.... Ik heb gedroomd, zei hij dadelijk. Zijn slaap scheen hem niet uit te doen rusten. Hij zag moê, bleek, hing in Earinus' arm, gleed aan zijn voeten, legde zijn hoofd op Earinus' knie en schreide, stil en geluideloos.... Het duisterde. Een slaaf kondde zich buiten met een bronzen klop op de deur aan. Hij verscheen.

Hij weet niet meer, geloof ik, dat ik besta. Ik ga wel meê in zijn gevolg, maar hij ziet niet meer naar mij om. En ik kan toch ook niet weg uit het Palatium. Ik mag niet weg. En het is beter, dat ik blijf, want mijn ouders zijn arm.... En Earinus werd heel weemoedig, maar hij wilde het niet laten blijken.

Want zij kenden allen Earinus en nu ook Cecilius, lieten hen overal door gaan en groetten met den speer Earinus of knipoogden tegen Cecilius. De drie monumentale poorten van het paleis waren gesloten onder de immens hooge portiek, maar Earinus voerde Cecilius naar een zijpoortje links en ging met hem tusschen de Prætorianen door.... Overal staan de wachten? Ja, zei Earinus; overal.

Een beetje.... Ik heb gisteren laát en lang voor den Keizer gedanst.... Parthenius, de opperste der cubicularii, heeft mij gezegd je op te gaan zoeken, Cecilius. Ik heb je niet wakker willen maken. De zon heeft mij gewekt, heer.... Voor van avond zal de Keizer je vermoedelijk niet ontbieden. Wij zullen van daag dan zamen zijn.... Ja, heer.... Zeg maar Earinus.... Je ziet bleek, Cecilius.