United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was een akelige gewaarwording; gij waart bewusteloos, dus kunt gij niet weten welk een zonderling gevoel het was op die glibberige rots te liggen en die groote witte golven in de duisternis op ons af te zien bruisen, met niets anders dan de zwarte lucht boven ons en de zee om ons heen, en daartusschen de dood.

Ze hoopte, dat de nacht wel troost zou brengen, en haar van den druk zou bevrijden. Al kwam loom de nacht, eerst met zware groeven en voren van het avonddonker door den glans, toen met volle duisternis, geen verandering bracht hij voor haar, want even zoo huiveringwekkend boog hij zich over haar heen.

De woeste wilde natuur schrikt bij de nadering van iets, waarin zij het bovennatuurlijke meent te voelen. De krachten der duisternis kennen elkander en hebben onderling een geheimzinnig evenwicht. Tanden en klauwen vreezen het onvatbare.

Maar toch als dappere mannen, alle kunst en alle kracht aanwendend, hielden zij het door de eindelooze zee bestreden toch vol. Toen de derde nacht van den opgestoken storm naderde en die niet ophield, maar meer en meer toenam, wisten zij niet, waar ze waren en konden het noch door zeemanskunst noch op het gezicht af weten, omdat de hemel donker bewolkt en zwart van duisternis was.

Hij wees Gavroche den heer Fauchelevent en vroeg: "Kent ge dien man?" "Neen," zei Gavroche. Zooals men zich herinnert, had Gavroche inderdaad Jean Valjean slechts in de duisternis gezien. De sombere, ziekelijke gissingen, welke in Marius geest ontstaan waren, verdwenen. Kende hij de meeningen van den heer Fauchelevent? Misschien was Fauchelevent republikein.

Eenigen tijd zette het vaartuig zijne reis naar het Noorden zonder verhindering voort, maar toen de duisternis gevallen was, wakkerde de wind aan tot een stevigen bries, die weldra overging in een hevigen storm.

Over dag trekt zij zich onder den invloed van het te felle licht tot een fijne spleet samen; bij opgewondenheid of in de duisternis rondt zij zich tot een nagenoeg volledigen kring af.

Vele volken deden hun regt gelden, en vandaar een strijd, tusschen de voorstanders van duisternis en van licht, van behoud en van vooruitgang, waarvan vooral de kerkelijke geschiedenis bloedige tooneelen oplevert.

Een paar maal probeerden de wilde ganzen zich op het ijs op te stellen, maar nu eens schoof de woeste storm ze weer in zee, een ander keer kwamen de onbarmhartige zeehonden op het ijs kruipen. Tegen zonsondergang vlogen de ganzen nog eenmaal door de lucht. Ze waren bang voor den nacht onder het vliegen. De duisternis scheen al gauw te komen, op dien avond zóó vol gevaren.

Daar was hij alleen, in zich zelven gekeerd, aandachtig, rustig, biddend, de kalmte zijns harten met de kalmte des hemels in overeenstemming brengende, in de duisternis aangegrepen door den zichtbaren luister der sterrenbeelden en den onzichtbaren luister van God, en zijn ziel openende voor de gedachten, die van den Onbekende komen.