United States or Fiji ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is hier de plaats niet, om, in taalkundigen zin, verder uit te weiden over den oorsprong en de beteekenis van dit achtervoegsel, noch over de verschillende formen waar onder het in 't nederlandsch en in de talen onzer stamverwante volken voorkomt. I. bl. 89.

Bij de Druïden, die haar telken jare, des winters, met een gouden sikkel van den heiligen boom afsneden, stond zij hoog in eere; den Noorschen lichtgod Balder strekte zij ten verderve. De gewone naam bij ons is vogellijm of marentak, vgl. I, bl. 76. Vanwaar deze benaming? Het Zuidduitsche Mar des Baums zou kunnen wijzen op een drukken van den boom, evenals de mare den mensch drukt.

Te Sint Truiden zong men: Keerske, keerske over het keersbeenke, En al wie daar niet over en kan, Die weet er niet van! En al wie daar niet over en kan, Die blijft er van, Die blijft er van! Keerske, keerske over het keersbeenke! Zie 't Daghet in den Oosten II, bl. 115.

Nalatenschap Inleid. tot de Ged., IX. Ged., 2, 116-117; 31, 109-132; 245, 137-150. Ged., 242, 36. Ged., bl. 116. Ged., bl. 236. Ged., bl. 117; vgl. ook vs. 16 "mit anxten zeer bevaen" en vs. 20, 23. Alles pleit er voor aan te nemen, dat het volkslied het oorspronkelijke zal zijn, dat door HILDEGAERTSBERCH is omgewerkt.

Over de namen Fene en Fere, waar van Veenen en Veeren, kan men bl. 58 en bl. 30 naslaan.

Maar het is eigenaardiger deze geslachtsnamen afkomstig te rekenen van de namen der plaatsen die aan deze stroomen liggen, en die daar mede den zelfden naam dragen. Zie bl. 206.

De opvatting van Michelet dat de ideeën de drijfveeren der geschiedenis zijn, maakte dat de ekonomisch-sociale oorzaken van het protestantisme en de beteekenis daarvan als de ideologie der opkomende bourgeoisie hem geheel ontging. Jaurès, Histoire Socialiste, bl. 22.

Schroor, eigenlik in zuiver friesche spelling skroar, samen getrokken uit het oud-friesche skrodar, kleêrmaker; zie bl. 312. Liets, een in spelling verhollandschte form van het friesche woord lîts, dat is: klein. Gorter en Meelker, de friesche benamingen voor den grutter en den meelkoopman. De laatste naam is half verhollandscht; de oorspronkelike, zuiver-friesche form is moolker.

Hier hebben wij in werkelijkheid den Regenzauber: een sympathetischen vruchtbaarheids-ritus, om door indompeling den onontbeerlijken voorjaarsregen te erlangen. Zie hierover Mannhardt, Baumkultus, bl. 313, 327 vlg.; over het Luilakvieren Dr. Deze dag brengt ook de luilakbollen. Pinksteren.

Men herinnere zich het, volgens deze plaats blijkbaar reeds zeer oude, leugenlied met den aanvang: Een blinde zag een molensteen Ronddrijven in den stroom. Vgl. Proza, bl. 60-61; Ged. 14, 32, 36, 53, 55, 78, 79, 83, 124, 145, 151, 152, 154, 158, 165, 169, 178, 179, 269.