United States or Central African Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij is aanmerkelijk kleiner dan onze Vos, ongeveer 95 cM. lang, waarvan ruim een derde op den staart komt. In den zomer komt zijn beharing in kleur met die van den grond of van de rotsen overeen; in den winter is zij meestal sneeuwkleurig. Er zijn echter ook IJsvossen, die in den winter een bruinachtig leikleurig, bruinachtig blauw of bruin haarkleed krijgen.

Een bepaalde kleur kan men aan de ijle, grove beharing niet toekennen: een moeielijk te bepalen bruine tint met een zweem van rood of bruinachtig geel is over den romp verspreid, zonder ergens scherp op den voorgrond te treden. De borstels rondom den mond zijn echter duidelijk zwart.

De middelste teen van den achterpoot is langer dan de overige teenen; de korte buitenteen is zoo hoog geplaatst, dat hij den grond bijna niet aanraakt. De zeer lange, krachtige, dicht en ruig behaarde, aan den oorsprong nog dunne staart, wordt door de overvloedige beharing naar de spits toe dikker en loopt uit in een stomp eindigenden haarkwast.

De beharing bestaat uit kort, fijn wolhaar met dunner en langer bovenhaar. De algemeene kleur is vuil roodbruin; het midden van de borst, het onderlijf en de aars, alsmede de binnenzijde van de ledematen zijn witachtig. De Guanaco is verbreid over de Cordilleras, van de boschrijke eilanden van Vuurland tot aan het noorden van Peru.

Vele planten met sterke beharing verliezen deze geheel of ten naaste bij; verscheidene liggende of kruipende vormen richten hun stengel weer op; andere verliezen er hun stekels of ruwe oppervlak; weer andere veranderen hunne houtachtigheid in de tropische groeiplaatsen tot een kruidachtigen toestand bij ons en sommige daaronder zijn nog slechts eenjarige planten.

De beharing bepaalt zich tot een meer of minder langen zoom om de ooren en om de platgedrukte staartspits; bij enkele soorten ook eenige plekken op den rug behaard.

De volwassen Ichneumon is aanmerkelijk grooter dan onze Huiskat, want zijn lichaamslengte bedraagt, zonder den minstens 45 cM. langen staart, ongeveer 65 cM. Wegens zijne korte pooten schijnt hij echter korter dan hij is. Slechts zelden vindt men volwassene mannetjes, die in de schouders hooger dan 20 cM. zijn. Het lichaam is slank zooals bij alle Civetkatten, maar op lange na niet zoo sierlijk als bij de Genetkatten; het is in vergelijking met de meeste andere leden dezer familie zelfs zeer krachtig gebouwd. De pooten zijn kort, de zolen onbehaard en de teenen bijna tot op de helft van hun lengte door korte spanvliezen vereenigd. De lange staart schijnt door de lange beharing aan den wortel zeer dik; men zou haast kunnen zeggen, dat hij onmerkbaar in den romp overgaat; hij eindigt in een penseelvormigen kwast. De omgeving van de oogen is naakt, daardoor komen de kleine, vurige oogen, die een ronde pupil hebben, des te duidelijker voor den dag. De ooren zijn kort, breed en afgerond. De vacht is zeer eigenaardig. Zij bestaat uit dicht bijeengeplaatste wolharen van roestgeelachtige kleur, die echter overal door de 6

De beharing, die uit kort wolhaar en langer bovenhaar bestaat, is dicht, overvloedig en tamelijk lang; de kleur is aan de bovenzijde in meerdere of mindere mate bruinzwart, op de kruin en het achterhoofd afgebroken door eenige witachtige stippen, in den nek, aan den wortel van den staart en aan de geheele onderzijde donker roodachtig bruin, aan de pooten, de zijden van den romp en aan het achterwerk nog lichter, aan den snuit en aan de voeten roestgeelachtig wit.

De Leeuwen kunnen gemakkelijk van alle overige Katten onderscheiden worden. Hunne voornaamste kenteekenen zijn gelegen in den sterk gebouwden, krachtigen romp met de korte, glad neerliggende, eenkleurige beharing, in het breede, betrekkelijk kleinoogige aangezicht, in den koninklijken mantel, die de schouders van het mannetje bedekt, en in den kwast die het einde van den staart versiert. In vergelijking met de andere Katten is de romp bij den Leeuw kort, de buik ingetrokken, het geheele lichaam hierdoor zeer krachtig, hoewel niet plomp. De staart eindigt in een in den haarkwast verborgene, hoornachtige spits, die reeds door Aristoteles werd opgemerkt, maar welks bestaan door vele latere natuuronderzoekers ontkend werd. De oogen hebben een ronde pupil, de snorren zijn op 6

Vier weken na de geboorte hebben zij ongeveer de grootte van een Huismuis bereikt; de beharing is nu op alle deelen van hun lichaam zichtbaar; ook kunnen zij eenige bewegingen met de voorpooten maken. Ongeveer in de zevende week zijn zij bijna zoo groot als een Rat; dan openen zij de oogen.