United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het waren geen raven, het waren geen kraaien; het schenen meer zwarte duiven. En zij vlogen in zwierende kringen en dan, plotseling, als in wanhoop, dompelden zij in de even zilveren wateren onder. En vlogen weêr op, maar zoo blank als versche sneeuw en zij verloren zich in de nacht.... Het zijn de zielen van Vagevure, zeide Lancelot, en seinde zich weêr.

Vermits ik in mijn voorgaand Haarlemmer-Meerboek zeer vele verschillende notabele artikelen voorgesteld en bewezen heb, wegens het bedijken en droogmaken dier meer, zoo is het, dat zich eenige tegensprekers opgedaan hebben, die dit niet kunnen lijden, en die dit noodwendig, treffelijk, heerlijk werk omver zoeken te stooten, en den octroyanten en verzoekers van dien een' bullebak voor oogen pogen te stellen, schermende met blinde slagen naar hunne eigen schaduw; gelijk aan een schip, dat zonder stuurman en zonder kompas roerloos door de zee vaart, met onbevaren volk heen en weêr zwierende, en de regte haven niet vinden kan, eindelijk door kwaad beleid geheel moet vergaan.

Toen er aldus bewezen was, dat in alles wat er goed, waar en schoon op aarde verschijnt, geene geesten zaten; toen de beste en verstandigste der menschen elkander geleerd hadden en overgeleverd, dat nergens meer geest is, en het maar alleen de kinderen waren, met de oude bestjes en zwakke zielen, die slechts een duister besef hadden, dat er toch behalve al die stoffen ook geesten waren in het heelal, toen wisten de lieden niet beter of het was op het kerkhof, en in den toren bij den nachtuil en in het spookkasteel, en bij de dwaallichten en den driesprong, en in het koffiedik, dat zij de geesten moesten zoeken; en in de plaats van de reine etherische wezens, stelden zij ze zich niet anders voor dan als geraamten en bleeke spoken, katten en duivels uilen en heksen op bezemstelen, ruischende door de holle en galmende gangen van eenzame gebouwen, joelende op de hei en door de schoorsteenen, zwierende, gierende en jankende door de nachtelijke duisternis.

Er waren dutskens bij van nog geen vijf jaar oud, en ze hielden, even nederig als de grooten, hunne oogen naar omlaag. Er waren veel kinderen bij van zatte vaders. Nevens hen, in wijde zwarte mantels en witte kappen met breede, zwierende vleugels, stapten de strenge marollen. Ze waren alle mager en recht, alleen de moeder-overste was een klotteke vet.

De sinistere wind woei boven mij; het geheele woud scheen te leven van reusachtige houthakkers en takkebossen, van reusachtige molensteenen, die duizelingwekkend snel draaiden, van uilen en vampyrs, en zoowel takken, zwiepende, als wolken, zwierende, schenen vol krijtende kinderkopjes. En ik vluchtte, ik vluchtte voort.... Ik vluchtte, verwilderd, die geheele nacht.

Hij vond het verrukkelijk op de fiets, en had geen oogen voor iets anders. Hij keek niemand aan, en staarde maar recht voor zich uit op den weg. "Jongen, jongen, wat gaat dat echt," dacht Jan bij zichzelven. "Als mij nu maar weer niet iets in den weg komt." Zwaaiende en zwierende fietste Jan verder.