United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat haar tanden toen reeds veel hadden geleden, dat poeder en blanketsel reeds te hulp waren geroepen om de eerste sporen van verval te verbergen, zag hij niet; dat Hortense, het veertienjarige dochtertje, bij madame Campan op kostschool, haar "engelachtig moedertje" de hoogst enkele maal, dat deze haar kwam bezoeken, om die reden alleen onder de kin een zoentje mocht geven, wist hij niet; hij zag slechts háár.

En geef niet over in dezen stond, Of geef haar een zoentje voor haren mond, Al zoo nat, Al zoo glad. Onder mijne voeten, Uitverloren, Uitverkoren, Waar zal ik het zoeken? Onder deze lesse besse, Mooie meisjes samen! Mooi meisje met je blauwe rok, Mag ik eens met u ganen? Neen, neen, dat ziet zoo niet! Ja, ja, dat ziet zoo wel! Keer u eens om en ik meen je wel!

Nu veegt ze de handjes van haar kindje af en haar toetje, met haar zakdoekje, dat een opengewerkten rand heeft. En ze neemt 't handje van 't kind in haar twee handen en drukt 't en geeft haar een zoentje op haar groote oogjes en 't kindje vraagt: "Maatje, waarom doet u dat?" En ze kleurt en vraagt: "Wat, Bobi?" "Waarom zoent u me ineens?" "Maar kindje, maatje zoent je toch wel meer ineens?

"Braaf, Wim!" zegt de moeder, "morgen het andere," en zij brengt Chrisje naar hare wieg; doch eer zij ter tafel terugkeert, loopt het jongske haar half ontkleed te gemoet. "Nu nog een zoentje voor vader, komt hij haast weer?" Het knaapje vermoedde weinig, hoe zeer het de wensch zijner bekommerde moeder ried haar man was voor het kantoor zijner patroons reeds eenige weken op reis.

Eerst bleef zij, met haar hoofdje op zij en den eenen vinger in haar mond, hem standvastig met haar groote oogen aankijken toen ging zij moedig op hem af en vroeg hem ronduit: "Hebt u iets voor me meegebracht?" En toen het antwoord ontkennend luidde, wist zij eerst niet goed, wat zij doen zou, doch kwam toen naast hem staan en zeide: "Kaja wil u een zoentje geven."

"Ik heb haar een zoentje gegeeft," vertelde Demi, met ongekunstelde openhartigheid. "Prut! jij vangt daarmede vroeg aan. Wat zeide het kleine Marietje daarvan?" informeerde mijnheer Bhaer, voortgaande den jeugdigen zondaar ter verantwoording te roepen, terwijl deze op zijn knie stond en zijn binnenzak doorzocht. "O, zij vond het best, en zoende mij ook, en ik vond het ook prettig.

"Blief van mien af, of ik schraauw," zei Doortje, sterk blozende, terwijl zij eenige schreden achteruit ging: "He'j 't niet geheurd wa'k lest zei, da'k van die fiene proat niks wêten wil." "Och! zet die malligheid toch uit 't hoofd," hernam Alfred: "Wie drommel zal 't je kwalijk nemen dat je doet wat een jonker graag wil? Voor ditmaal één zoentje op je mollige lipjes lieve meid, en dan...."

Helle stak juist zijn handjes naar een portret uit een fotografie in kabinetformaat in een lijstje en zij zag hoe voorzichtig oom Frans het opnam en het den jongen voorhield. "Geef moeder een zoentje!" zeide hij, "maar voorzichtig, hoor!" En toen de jongen het gedaan had, drukte hij zelf hartstochtelijk zijn lippen op het koude glas eens twee maal drie maal !

Alfred scheen een oogenblik door de op overredenden toon gesproken woorden van het meisje tot betere gedachten te komen: doch, dat betere gevoel was spoedig onderdrukt, en Doortje nogmaals naderende, zocht hij haar opnieuw door de schoonste woorden voor zich te winnen; deed haar gevoelen, dat slechts één woord van hem aan zijn vader, den ouden Wessels van de plaats kon verjagen, te meer daar de tabak nu verhageld zijnde, hij niet zou kunnen voldoen; gaf tevens te kennen dat hij in staat was alles bij het oude te doen blijven; beweerde, dat een enkel zoentje, aan hem gegeven, den jongen dien ze lief had toch geen schade zou zijn, en besloot, terwijl hij een zwaargevulde beurs te voorschijn haalde en haar die met geweld in de hand drukte: "Zie, poezele Doortje, dát kan de jonge Wessels niet geven; dat kan ik alleen...."

Als er aan de deur wordt geklopt, roept hij zeer luid, zeer duidelijk en geheel als een mensch: "Binnen! Binnen! Uw dienaar, mijnheer Brouwer, onderdanige dienaar! Blij, dat ik de eer heb, blij, dat ik de eer heb." Soms klopt hij zelf tegen zijn kooi en roept dan als zoo even. Den Koekoek bootst hij zeer goed na. "Geef mij een zoentje, een lekker zoentje; dan krijg-je een amandel." "Kijk ereis op!