United States or United States Minor Outlying Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gevoelt ge liefde voor éene harer, om haar de uwe te noemen? vroeg Clitifo. Neen, heer, zeide ik; want ik zag Charis... Zoo blijf trouw, zeide Clitifo. Trouw is niet mijn wezen, weerde ik af; zoo ik schoonere vrouw zag dan Charis, zou ik niet trouw zijn, heer. De heksen waren heen; de sistra waren verklonken; de heilige schijn taande en alleen de zilverasters schemerden.

Ik knikte niet met mijn kop! Ik schreef nièt met mijn poot in het zand! Ik vroeg niet om zilverasters! Ja, hij zit er net als een mensch! beaâmden de twee andere wondermeesters. Wat zoo wij poogden....! Ik dacht dat juist ook! ried de tweede. Dat is een uitnemend denkbeeld! riep de derde. Wat hadden zij met mij voor? Maar spoedig begreep ik.

En nauwlijks dacht ik meer aan zilverasters. Er waren er ook geene; zij werden hier niet gekweekt, zoo als de Isispriesters de heilige bloemen wisten te doen weligen, in welk seizoen ook.

Tuin van ontheksing, herinnerde ik mij des tuinmans woord. Tuin van ontheksing!! Zoû ik werkelijk... Zoû ik werkelijk door zilverasters kunnen worden onthekst? Was Aristomenes, die door Meroë van Hypata was behekst in een zwijn, niet onthekst door roode amaryllis?? Gulzig sloeg ik mijn ezelebek in de zilverasters, maar met een gevoel of ik heiligschennis bedreef.

En gevraagd om.... Ik hoorde niet meer wat zij fluisterden.... Om zilverasters, fluisterden denkelijk de drie. Deftig, verbonden, zittende, twee voorpooten gestrekt, at ik de pastei en dronk den wijn. D

Toch, roovers, zoo ik bekend mij maakte, zouden misschien mij zilverasters kunnen zoeken en ik zoû voor losprijs mijzelven weêr worden.... Roovers zouden voor losprijs Charis vrij zeker laten.... Bliksemsnel bedacht ik dit alles, tevens beducht of zij ruw geweld mijn aangebeden bruid zouden kunnen doen.... Tot ik hunne woorden hoorde: Deze nacht dus? Ja, beaâmde wie hun hoofdman scheen.

Een oude tuinman, met spâ in de hand, zag mij komen en groette. Wat heerlijke bloemen! bewonderde ik. Wie kweekt ze hier? De Isispriester Clitifo, zeide hij; die woont ginds, vèr, in dat eenzame huis, waar hij vaak in overpeinzingen maanden blijft.... Waarom kweekt hij ze? vroeg ik. Het zijn weldadige bloemen, zei de oude tuinman. De zilverasters zijn weldadige bloemen.

En ik geloof, zoo mij te dier stonde zilverasters waren geboden, ik zoû ze geweigerd hebben, uit angst voor Menedemus, die mij weg jagen zoû, uit bezorgdheid om Charis' geest en gezondheid, uit ijverzucht op hare neven.... Ik bleef een ezel. En mijne verloving zoû, werkelijk, worden gevierd. Bericht Menedemus, zei de eerste wondermeester tot de twee anderen.

En toen Davus, vloekende opgestoven, mij weêr wilde bestijgen, steigerde ik, wierp hem weder af en zette het op een loopen. Als of ik een ezel-op-hol was! Naar de zilverasters! Naar de zilverasters! suisde het in mijn arme ezelehoofd. Naar de zilverasters terug! Den geheelen langen weg terug! Meer dan dertig mijlen terug! Ik rende, ik holde. In den avond, die viel, holde ik terug.

Al die gedrochten waren heksen en zij wilden Clitifo's zaligen tuin met zilverasters vernielen! Hoe vele uren duurde de onheilige rit? Ik weet het niet, ik holde, ik holde maar voort. Dat wat anders geschiedt alleen in den droom, geschiedde mij door den heksendrang en ik holde, ik holde maar voort. Het was pikzwarte nacht.